De eenling in het veld, die met zijn eigen prestatie bezig is. Hij die cifieke training krijgt om zich in zijn vak te bekwamen. Hij, die de gekste moet zijn van zijn team. Hij, die zich al tijdens de warming-up afzondert van de resy. Hij, die een ander kleur shirt draagt. Hij, die maar blijft praten op het veld…

 
De doelman, oftewel de poortwachter, doelwachter, goalie, sluitpost, maar het meest bekend als de keeper. Een aparte positie in een elftal. Terwijl de overige tien basisspelers al combinerend de weg naar het vijandige doel dienen te vinden, staat hij daar, in zijn eigen zone.

 

De organisator achterin moet het mede hebben van zijn verbale kwaliteiten om de poppetjes op de juiste plek zetten om tegendoelpunten te voorkomen. Vaak een leider voor zijn defensie, maar ook vaak verguisd door de laatste linie omdat hij overal commentaar op heeft. Hij wordt pas gerespecteerd en geaccepteerd na het etaleren van goede verdedigende acties. Al stompend, zwevend, duikend, tippend en vangend probeert hij de nul op het bord te houden en een offensieve daad te verrichten door zijn snelle hervattingen. Maar wat zijn nu de criteria voor een goede doelman?

 
Persoonlijk denk ik dat de keeper de speler is die het meest allround is. Hij moet namelijk alles kunnen: goed positiespel, goed voetenwerk, moet over uithoudingsvermogen beschikken, reflexen dienen in orde te zijn, één-tegen-één-situaties onder controle krijgen, beschikken over een goede gooi- en traptechniek, anticiperen op voorzetten, opbouwend denken, leiding geven aan zijn verdediging, atletisch vermogen dient aanwezig te zijn én een goede vangtechniek. Genoeg facetten om mee aan de slag te gaan tijdens trainingen en wedstrijden…

 
Wie is nu de beste van de wereld? Die discussie zal je altijd kunnen voeren. Het heeft ook te maken met de vorm van de dag of hoe het elftal functioneert. Laat ik het zo zeggen: de keeper die écht goed is, moet zorgen dat hij geen bal in handen krijgt. Dat klinkt simpel en dat is het ook. Dan heeft hij zijn organisatorische taken op orde en staat zijn defensie goed. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat zijn team veel sterker is dan de tegenstander van dat moment en dus niet in actie hoeft te komen…

 
Mijn grote held van vroeger stamt uit de jaren zestig en was volledig gehuld in het zwart: Lev Yashin. Maar zou hij in deze tijd ook nog de beste zijn? Dat denk ik niet, want de sport evolueert door. Er is eigenlijk geen vergelijkingsmateriaal nodig om dit te kunnen vaststellen. Zou Manuel Neuer functioneren in de jaren zestig? Dat kun je je ook afvragen. Of hoe zou Courtois functioneren in het totaalvoetbal van Nederland in de jaren zeventig? Zo heeft iedere tijd zijn helden en die moeten we koesteren…

 
In Nederland is er een discussie ontstaan wie er onder de lat dient plaats te nemen voor de komende interlandperiode. Cillessen, onlangs getransfereerd naar Barcelona, verkeert niet in zijn beste vorm. Is het Jeroen Zoet, die vorig seizoen in de Champions League enkele puike partijen afleverde. Tim Krul, de penaltykiller tegen Costa Rica op het WK 2014 en dit jaar gehuurd door Ajax? Kenneth Vermeer, nu nog geblesseerd, maar wat als hij zijn topvorm kan halen? Of good-old Maarten Stekelenburg, die een fantastisch WK in Zuid-Afrika keepte, maar door verkeerde clubkeuzes in een dal kwam en nu weer op de weg terug is? Michel Vorm, die Hugo Lloris bij de Spurs meer dan verdienstelijk vervangt? Alternatieven genoeg, maar échte wereldtopppers? Nee…

 

“Je bent zo goed als je laatste wedstrijd,” is een veelgehoord cliché. Maar hoe goed moet je zijn en wie bepaalt hoe goed je bent? De media? De buitenwacht? Het publiek? Er is maar één iemand die pas weet hoe goed hij is en dat is de keeper zelf. Nu nog de rest overtuigen…

André van der Voort