Vanmiddag kreeg ik de opdracht van onze hoofdredacteur om met deze titel aan de gang te gaan. Nederland is en blijft een klein landje, maar op voetbalgebied hebben de Hollanders historisch gezien best aardig aan de weg getimmerd. Ook op clubniveau zijn er grote successen behaald, zij het niet recentelijk. De laatste aansprekende Europese prijs dateert alweer uit het jaar 2002, toen Feyenoord in eigen stadion Borussia Dortmund wist te verslaan in de strijd om de UEFA-Cup, nu Europa League geheten. Maar toch zijn de Rotterdammers in populariteit de minderen van hun eeuwige rivaal, die jongens uit Amsterdam…
Waar ligt dat dan aan? Feyenoord draait op dit moment het beste van alle Nederlandse clubs en is toch de trotse lijstaanvoerder, zo hoor ik u denken? Statistisch gezien klopt dit helemaal, maar eenmaal over de landsgrenzen is Ajax duidelijk een stuk populairder. Dat heeft vooral te maken met de imposante historie van de club, maar vooral met één speler van hen in het bijzonder: Johan Cruijff. Waar je ook komt in het buitenland; als je zegt dat je uit Nederland komt roept men al automatisch zoiets als kaas, klompen, molens en CRUIJFF. Bij de mannen die iets van de sport afweten volgt al heel snel “Ajax Amsterdam”, Van Basten en Bergkamp, voorheen roemruchte aanvallers van de club.
Niets ten nadele van bijvoorbeeld Feyenoord en PSV, maar die clubs worden pas véél later genoemd als men uitgepraat is over de spelers die voor zowel Ajax als voor het totale Nederlandse voetbal veel hebben betekend. De club, die beginjaren zeventig het mondiale voetbal domineerde (1971, 1972 en 1973 Europacupwinnaar) maakte dáár de naam al. In 1987 werd de Europacup 2 (toernooi voor bekerwinnaars) bijgeschreven met als coach Johan Cruijff en de winnende treffer van Marco van Basten. In 1992, onder leiding van beginnend trainer Louis van Gaal, won Ajax ook nog eens de UEFA-Cup waardoor de trilogie werd voltooid. Na Barcelona en Juventus waren zij de derde club die dit voor elkaar kregen. Drie jaar later werd de Champions League gewonnen. Van het elftal van 1992 waren alleen nog maar Danny Blind en Frank de Boer over. Vooral met eigen jeugd en hier en daar gerichte aankopen werd deze prestatie neergezet.
Het aantal landstitels ligt boven de dertig stuks. Dat alleen al zorgt ervoor dat de Amsterdammers drie sterren op het shirt mogen voeren. Een ster krijg je na tien gewonnen landstitels in Nederland. PSV heeft er inmiddels twee en Feyenoord wil daar zo snel mogelijk naartoe. Het geeft de grootte aan van de club uit de hoofdstad. Geroemd om het doorstromen van talenten uit de eigen jeugdopleiding, maar verguisd vanwege de vermeende arrogantie. De branie, Amsterdamse flair en het volgens hen tot kunst verheven voetbalgogme wakkeren dat aspect alleen maar aan. Ook in de teksten van de liederen dat de trouwe supporters ten gehore brengen hoor je dit vaak terug. “Wij zijn de beste,” een kreet die ook door een oefenmeester en voormalig Amsterdamse bondscoach in het buitenland werd gebruikt, maakt de club vooral bij de tegenstanders gehaat. En vijanden genoeg in Nederland voor de Amsterdammers. Echter ook vanwege jaloezie en het uitblijven van successen van de eigen club. Dat speelt ontegenzeggelijk een grote rol bij deze gevoelens.
Geschiedenis neemt nooit iemand meer van je af. Wat dat betreft is de missie van Ajax Amsterdam daarin volledig geslaagd. Maar het kan ook tegen je werken als successen uitblijven en slechte resultaten worden geboekt. De kracht van de media, de interne druk op de technische staf, het aan de kaak stellen van het (dis)functioneren van de spelersgroep, het aan- en verkoopbeleid, morrende supporters en wisselspelers. Dat zal altijd om een club in de grootte van Ajax Amsterdam blijven rond zoemen.
Resultaten uit het verleden bieden immers geen garanties voor de toekomst, om maar eens een cliché te gebruiken. Ajax is mede door het verkopen van hun talenten een financieel gezonde vereniging. Maar zoals vroeger, in de tijden dat het kapitaal nog op het veld stond, zal het niet meer gaan worden, mede door de commercie rondom de sport en de duizelingwekkende begrotingen in het buitenland waaraan een Nederlandse club nooit zal kunnen komen, zelfs Ajax Amsterdam niet. Een nieuw hoofdstuk breekt aan. Achterom kijken heeft voor de Amsterdammers geen zin meer, wat het hen ook allemaal heeft gebracht in aanzien en respect buiten Nederland…
André van der Voort
