12+1 jaar, zo lang wacht de oudste voetbalclub van België al op een terugkeer naar de Belgische ‘top flight’. Al 14 trainers trachtten de Great Old terug naar huis te brengen, maar telkens kwam er wel een kink in de kabel, en beslisten (al dan niet externe) factoren over het lot van de traditieclub. Zal het dit seizoen dan eindelijk gebeuren? Eén ding is zeker: Wim de Decker kan op zaterdag 11 maart geschiedenis schrijven, gesteund door duizenden gefrustreerde sinjoren. Maar waarom verdient RAFC een plaats in de Jupiler Pro League?
Een aantal redenen werden al aangehaald in de inleiding, maar er zijn uiteraard nog ontelbare redenen waarom Royal Antwerp F.C. in de hoogste voetbalcompetitie van België thuishoort. Vijf redenen worden aangehaald om aan te tonen waarom Antwerp een vaste waarde zou moeten zijn in de eerste klasse, een relatief kleine voetbalcompetitie in West-Europa met toch zo veel traditie en geschiedenis…
1. Het stamnummer
De eerste reden waarom RAFC absoluut een plek in de hoogste voetbalklasse verdient, is hun stamnummer. Niet voor niets is dit de eerste reden, stamnummer 1 is iets waarop de club uit de “koekenstad” trots kan zijn. Al sinds 1880 voetbalt Antwerp in rood en wit, de liefdevolle kleuren, en dat doet het niet zonder trots. Binnenkort viert de club hun 140-jarige bestaan, en wat zou mooier zijn dan dit te vieren waar ze thuishoren?
2. Het Bosuilstadion, tempel van traditie
Het Bosuilstadion maakt al decennialang een integraal deel uit van de Belgische, en vooral Antwerpse voetbalbeleving. Sinds de beladen duels tussen België en Nederland staat het heroïsche voetbalstadion onder het mom van “de Hel van Deurne-Noord” elke wedstrijd in vuur en vlam. Dat Den Bosuil een stadion is waarin menig voetballer wenst te spelen, werd door Hein Vanhaezebrouck vorig seizoen al beaamd: “Ik zal Antwerp met open armen ontvangen in eerste klasse”.
3. Duizenden zingende kelen
Een element dat voor de voorgaande twee absoluut niet moet onderdoen, is de warme, familiale en fanatieke sfeer die het Bosuilstadion elke thuiswedstrijd opnieuw volledig inpalmt. De 12de man die keer op keer met zijn omvangrijke legioen de 11 rood-witten vooruit schreeuwt is na al die jaren in de kelders van het Belgisch voetbal nog steeds even omvangrijk en luidruchtig. Een reden te meer dus waarom Antwerp in de hoogste voetbalklasse thuishoort. Ook ongeziene verplaatsingen van nostalgische waarden zitten er dan aan te komen, natuurlijk vergezeld van de nodige ambiance.
4. Een metropool… zonder aanzien
Veel grote steden heeft ons kleine Bourgondische landje niet, maar een aantal zijn niet over het hoofd te zien. Zo is er de hoofdstad, Brussel, die op sportief vlak grotendeels vertegenwoordigd wordt door de op papier meest succesvolle voetbalclub van het land: RSC Anderlecht. In Wallonië spant RSC Standard de Liège dan weer de kroon door de grootste stad van Zuid-België te vertegenwoordigen op het hoogste niveau. In Vlaanderen is Club Brugge momenteel de grootste stad met een voetbalclub op het hoogste niveau, ook Gent wordt vertegenwoordigd, en zonder de aanwezigheid van een Antwerpse club in de eerste klasse van het voetbal oogt de competitie toch wat raar… Antwerp in eerste klasse, dat zou de ‘top flight’ weer een metropool erbij geven, en de competitie heel wat completer maken.
5. Het is en blijft, de Ploeg Van ’t Stad
Al jaren is het een omstreden discussie in de grootste stad van Brabant: wat is nu dé ploeg van ‘ ’t Stad ’? Antwerp, zeggen ze in Antwerpen-Noord. Beerschot, wordt vanuit het Zuiden terug geschreeuwd, en slechts een enkeling heeft het over ‘Den Baarchoem’ (Berchem Sport). Maar de onbetwiste Ploeg Van ’t Stad is en blijft, ondanks de vele jaren van smart, natuurlijk Royal Antwerp F.C. De club loopt over van de traditie, en is in tegenstelling tot zijn grote rivaal nog nooit gefuseerd. De laatste jaren voelt het dan wel de hete adem van de Ratten van ’t Kiel in zijn nek, echt ongerust is men in Deurne niet. Beerschot is zijn glorie al lang verloren, of zoals de Antwerpse volkszanger Stafke Fabri het ooit in een van zijn liederen bezong: “Den Beerschot was de naam, maar das al láánk geschiedenis”.
