Wie aan de Rode Duivels tijdens de kwalificatiecampagne voor Euro 2012 denkt, ziet waarschijnlijk de penaltymisser van Axel Witsel tegen Turkije of de vierde tegengoal van Logan Bailly voor zich. Of de succesvolle periode van Marvin Ogunjimi. Lang maakte hij geen deel uit van de Rode Duivels, maar met vier goals in zeven interlands was hij er wel succesvol. Het doet denken aan de cijfers van José Moës, die slechts zes interlands nodig had voor vier interlandgoals. Moës zou vandaag honderd jaar geworden zijn.
José Moës werd op 19 juli 1923 geboren in Luik. Hij was dus al een kwarteeuw oud toen Club Luik hem ging wegplukken bij Stade Waremmien. We spreken het jaar 1948, drie jaar nadat de allereerste landskampioen na 21 jaar in het vagevuur zijn comeback op het hoogste niveau had gemaakt. Na een zesde en zevende plaats was de club in het seizoen 1947/48 derde geëindigd, na KV Mechelen en RSC Anderlecht.
In de zomer van 1948 hield Club Luik de hand niet op de portefeuille. De drievoudige kampioen telde 500.000 Belgische frank neer voor Moës en betaalde later dat jaar zelfs het dubbele voor Willy Saeren van Cercle Tongeren. Dat leverde niet meteen vruchten op, want in het seizoen 1948/49 eindigde de club slechts achtste. Paul Deschamps werd wel gedeeld topschutter, samen met René Thirifays van Sporting Charleroi. In het seizoen 1949/50 deden de Luikenaars nauwelijks beter met een zevende plaats. Deschamps eindigde het seizoen opnieuw als clubtopschutter, ditmaal weliswaar op ruime afstand van nationaal topschutter Jef Mermans.
Het seizoen 1950/51 brengt beterschap: Club Luik eindigt vierde, op nauwelijks drie punten van kampioen Anderlecht en vicekampioen Berchem Sport. Deschamps is opnieuw clubtopschutter, maar ditmaal vinden we ook José Moës terug in de top tien van de topschuttersstand. Vijftien competitiegoals scoort hij dat seizoen, twee meer dan spitsbroer Léopold Anoul.
Boniperti en co
Moës werd voor zijn doelpunten beloond met een nationale selectie. Op 14 oktober 1951 maakte hij zijn interlanddebuut in de zware 1-8-nederlaag tegen Oostenrijk. Een maand later was Moës getuige van een nóg doelpuntrijkere wedstrijd, een Derby der Lage Landen die ditmaal in het voordeel van de Belgen eindigde: de eindscore in De Kuip was 6-7. Moës nam de 4-5 en de 5-7 voor zijn rekening.
De naam van Moës werd echter pas voor eeuwig gegraveerd in de geschiedenis van de Rode Duivels na de vriendschappelijke interland tegen Italië op 24 februari 1952. België versloeg het Italië van Giampiero Boniperti – de latere voorzitter van Juventus FC – en co met 2-0, met dank aan twee goals van Moës.
Één keer boven Deschamps
Ook in het clubvoetbal was 1952 een belangrijk jaar voor Moës. Dat jaar werd hij met Club Luik voor het eerst landskampioen. De onvermijdelijke Paul Deschamps maakte de meeste goals voor de kampioen – zeventien –, maar Moës maakte er slechts eentje minder. Dan was het verschil in het seizoen 1952/53, toen Club Luik zichzelf opvolgde als landskampioen, groter: Deschamps scoorde 28 keer en eindigde net onder Rik Coppens, Moës scoorde ‘slechts’ elf keer.
Is er dan geen enkel seizoen dat Moës als clubtopschutter van Club Luik eindigde? Jawel, het seizoen 1954/55. Toen scoorde hij dertien competitiegoals, Deschamps moest het met eentje minder doen. In dat seizoen speelde Moës trouwens zijn twee laatste interlands voor de Rode Duivels, waarin hij niet meer tot scoren kwam. Moës speelde nog tot 1958 bij Club Luik en keerde daarna terug naar Stade Waremmien, waar een jaar eerder ene Raymond Goethals trainer was geworden. In 237 wedstrijden scoorde hij 101 goals voor Les Sang et Marine, zo stond op zijn overlijdensbericht in februari 2016.
Moës overleed op 20 februari 2016 in Vaux-et-Borset op 92-jarige leeftijd. Hij was een van de laatste overlevers van de kampioenenploeg van Club Luik van 1952-1953. Hij kon er lang op terugblikken met Guy Delhasse, die in februari jongstleden zijn negentigste verjaardag vierde, en Alex Chantraine, die in januari 2018 op 87-jarige leeftijd overleed. De gelijknamige vader van Chantraine was trouwens een van de Rode Duivels die deelnamen aan het WK 1930.
