KV Kortrijk heeft met Jonathan Afolabi zijn eerste wintertransfer binnen. De hekkensluiter haalde met de 23-jarige Ier met Nigeriaanse roots iemand binnen die de weg naar doel weet staan: afgelopen seizoen kroonde hij zich in het shirt van Bohemians FC tot topschutter van de Ireland Premier Division. Ter gelegenheid van deze transfer viste DFVF in de bak van spelers die als kersvers nationaal topschutter een transfer naar de Jupiler Pro League versierden.
Kenneth Andersson: van IFK Göteborg naar KV Mechelen (1991)
Tegenwoordig zijn ze stevig weggezakt, maar in 1921 was IFK Eskilstuna de Zweedse kampioen. Toen Kennet Andersson in 1985 zijn debuut maakte in het eerste elftal van de club, was dat op het derde niveau. Hij promoveerde met de club, maar voor eersteklassevoetbal moest hij uitwijken naar IFK Göteborg. Die transfer leverde hem geen windeieren op, want met Göteborg werd hij tweemaal op rij landskampioen. In het seizoen 1991 combineerde hij die prijs met de beker, én een nationale topschutterstitel.
De 23-jarige Andersson versierde een transfer naar KV Mechelen, dat amper drie jaar eerder de Europacup II had gewonnen. De transfer werd geen onverdeeld succes. Andersson scoorde wel zijn goals, maar lang niet zoveel als in Zweden. Bovendien klikte het helemaal niet met toenmalig trainer Georges Leekens. “Ik paste niet in de ploeg. Fi Van Hoof kwam Leekens na een seizoen aflossen. Toen begon het wel te draaien. Tot voorzitter John Cordier wegging en Willy Dussart kwam. Die zei me meteen: jij kan niet meer spelen. Hij zei me dat de club geen geld meer had om me te betalen. Dat vond ik een zeer vreemde situatie”, vertelde Andersson in juni 2000 aan Het Nieuwsblad naar aanleiding van België-Zweden op Euro 2000.
Zijn houterige speelstijl zal langs de andere kant niet echt geholpen hebben om de criticasters massaal achter zich te krijgen, ondanks zijn uitstekende kopspel. En toch was het toch niet allemáál slecht, want Andersson heeft kennelijk toch iets geleerd uit zijn Belgische passage. “Mijn verblijf bij KV Mechelen was de ergste ervaring uit mijn carrière. Aan alles hangt gelukkig ook een positieve zijde. Ik kwam er te weten dat niet alles rozengeur en maneschijn is in het voetbal. Ik leerde er de andere kant van de medaille kennen. Tot dan ging alles fantastisch met mijn loopbaan. Ik stond in de nationale ploeg. Ik dacht dat niets me kon overkomen. In die zin is Mechelen een goede les geweest.”
“Het was ook mijn eerste buitenlandse ervaring”, vulde Andersson in 2006 aan in Sport/Voetbalmagazine. “Ik was een held bij IFK Göteborg, maar moest mezelf opnieuw bewijzen in een vreemde competitie, met andere vereisten voor een centrumspits. Het was een goede leerschool, waarbij ik vooral mentaal sterker werd. Ook dankzij Fi Vanhoof . Ik was nog wat jong en eigenwijs, maar pikte heel wat zaken op voor later.”
Later, dat bracht hem langs mooie competities. Na een korte terugkeer naar Zweden speelde hij in Frankrijk (Lille, Caen) en Italië (Bari, Bologna, SS Lazio, opnieuw Bologna) en Turkije (Fenerbahçe). Bijna overal stond Andersson, internationaal vooral bekend omwille van het WK 1994 waar Zweden derde eindigde, garant voor goals.
Robert Špehar: van NK Osijek naar Club Brugge (1995)
Toen Antwerp in juni van dit jaar de dubbel veroverde, stootte Mark van Bommel ene Hugo Broos van de troon als laatste trainer die daar in België in slaagde. Broos deed dat in het seizoen 1995/96 met Club Brugge. Met dank aan Mario Stanić, die dat seizoen topschutter werd in de competitie. Een seizoen later was het de beurt aan zijn Kroatische spitsbroeder Robert Špehar. Voor laatstgenoemde was het niet de eerste keer, want in het seizoen 1994/95 was hij al eens topschutter geworden in de 1.Hrvatska Nogometna Liga, de toen nog vrij nieuwe competitie van het pas van Joegoslavië losgekomen Kroatië. Dat was kennelijk reden genoeg om via… de kranten een basisplaats te vragen aan trainer Broos. De Humbeeknaar noemde Špehar in zijn biografie Altijd weer winnen ‘samen met Jestrovic de grootste prima donna die ik als trainer meemaakte’.
Špehar had al een stevige bagage toen hij in 1995 neerstreek in Brugge. “Ik was toen al 25. Drie tot vier jaar leefde ik middenin een oorlog. Die overleefde ik, waarna ik voor een aantal Europese topclubs mocht spelen. Ik heb dat volledig zelf afgedwongen. Overal waar ik kwam, scoorde ik”, vertelde Špehar in 2006 aan Sport/Voetbalmagazine. De gewezen speler van Club Brugge liet het niet na om zijn zoon Dino, die in de voetsporen trad van zijn vader, te herinneren aan dat feit. “Als Dino begint te zeuren, verwijs ik altijd naar de Balkanoorlog. Tussen mijn 19de en 22ste stond ik niet op het veld, maar zat ik in de schuilkelders”, vertelde Špehar toen Het Nieuwsblad in september 2012 met hem sprak naar aanleiding van de WK-kwalificatiewedstrijd tussen België en Kroatië.
Dino, die op 8 februari zijn dertigste verjaardag viert, speelt tegenwoordig voor de Slowaakse eersteklasser MFK Skalica. Ooit werd hem een grote toekomst toegedicht, er was sprake van interesse van onder andere Bayern München en Manchester United. Zo ver kwam het nooit. Door op zijn zestiende te debuteren in het eerste elftal van NK Osijek, waar Robert toen voorzitter was, droeg Dino wel bij tot een mooi stuk familiegeschiedenis, want in de jaren ’60 verdedigde grootvader Slavko ook het doel van de club. Niemand schopte het evenwel zo ver als Robert, die na zijn topschutterstitel in België een transfer naar AS Monaco versierde.
“De concurrentie was er zwaar. Ikpeba, Henry, Trézéguet. Toch stond ik vaak in de ploeg. Zo was ik erbij in de halve finales van de Champions League tegen Juventus”, blikte Špehar kort na zijn terugkeer naar België, in 2002 bij Standard, terug. “Acht speeldagen na mijn overgang van Brugge was ik al topschutter in de Ligue 1, maar toen viel ik uit. Daarna kon ik Monaco in 1998 nog een 3-2-zege bezorgen in de halve finale van de Champions League tegen Juventus, maar dat was niet genoeg voor kwalificatie”, vulde hij aan in september 2012.
Ook bij zijn volgende club, Hellas Verona, bleef hij niet gespaard van blessures – “ik kreeg er last van een pubalgie”. Bij Sporting Lissabon was dat niet anders. “Ik zag een operatie aan de buikspieren niet zitten, maar herviel telkens. Uiteindelijk was een operatie toch onvermijdelijk. De concurrentie was moordend. Er liepen zestien internationals rond. Begin dit seizoen haalde Lissabon Jardel terug. Mbo Mpenza, Horvath en ikzelf fungeerden als wisselgeld”. Net als Mpenza en Pavel Horvath stapte hij in 2001 over van Sporting Lissabon naar Galatasaray. “Niet spelen, niet betaald worden. Dat pik ik niet.” Leve België, dacht Špehar, en in januari 2002 tekende hij bij Standard Luik. De samenwerking duurde slechts een half seizoen, waarin de Kroaat driemaal scoorde.
“Blessures zorgden ervoor dat hij nooit internationaal doorbrak. Toch heb ik er alles uit gehaald”, maakte Špehar na zijn spelersafscheid de balans op van zijn carrière. “Tegenover blessures sta je vaak machteloos. Dat zijn de risico’s van het vak. Maar ik ben altijd teruggekeerd, heb nooit opgegeven. Op mijn 34ste keerde ik terug naar NK Osijek. Iedereen had me op voorhand afgeschreven. Ik speelde er voor míjn club én stad en werd topschutter. Het zorgde voor een emotionele ontlading, want het was het bewijs dat ik mijn voornaamste voetbalkwaliteit, scoren, niet had verloren.” Kwam in het seizoen 2003/04 net achter hem in de topschuttersstand: zijn ploeggenoot Goran Ljubojević, die in 2006 een transfer naar… KRC Genk zou versieren. Zou hij Špehar destijds hebben gevraagd of hij die transfer naar België wel moest wagen?
Ivan Bošnjak: van Dinamo Zagreb naar KRC Genk (2006)
Goran Ljubojević, wat een mooi brugje naar onze volgende speler: Ivan Bošnjak. KRC Genk haalde in de zomer van 2006 niet een, maar twéé Kroatische aanvallers. Allebei kwamen ze over van Dinamo Zagreb, weliswaar elk met hun eigen verhaal: Osijek-jeugdproduct Ljubojević was toen 23 en was toen pas een half seizoen uitgeleend aan de Zwitserse eersteklasser FC St. Gallen, de vier jaar oudere Bošnjak was toen net nationaal topschutter geworden en maakte op het moment van de onderhandelingen deel uit van de Kroatische WK-selectie.
Om het verleden van Bošnjak te beschrijven, nemen we een aparte alinea, want het is een speciaal verhaal. De Kroaat begon zijn carrière bij HNK Cibalia Vinkovci, een ploeg in zijn geboortestad. In 2000 versierde hij een transfer naar Dinamo Zagreb, waar hij op het veld stond met onder andere Stipe Pletikosa, Darijo Srna, Igor Štimac, Slaven Bilić en Ivan Leko. Op z’n 23e maakte hij een opmerkelijke move naar Al-Ittihad Tripoli, een van de topclubs in Libië. Een groot succes werd dat niet, waarop Dinamo Zagreb hem in 2003 terug naar Kroatië haalde. De toenmalige Kroatische landskampioen versterkte zich die zomer ook met… Branko Strupar.
De zeventienvoudige Rode Duivel werd in juni 2006 uiteraard al snel bevraagd over zijn voormalige ploegmaat. “Genk doet met deze transfer een uitstekende zaak. Bošnjak is een polyvalente speler, die je vooraan op verschillende posities kan uitspelen. Het best rendeert hij echter als hij van rechts kan komen. In Zagreb stond Eduardo Alves da Silva , een genaturaliseerde Braziliaan, naast mij in de spits. Bošnjak nam toen de rechterflank voor zijn rekening. Maar ook helemaal vooraan of net achter de aanvallers kan hij heel nuttig zijn.Het is een man die op snelheid of op kracht een man kan passeren en dan ontzettend hard kan uithalen. Verder levert hij per seizoen ook wel een aantal assists. Wat ook in zijn voordeel spreekt, is zijn karakter. Het is eerder een stille jongen, die absoluut geen dikkenek-allures heeft. Kortom, dit is een versterking voor Genk, zeker weten”, vertelde Strupar destijds.
Destijds klonk het nog dat Bošnjak, die ook in beeld was geweest bij onder andere Torino, Shakhtar Donetsk, Spartak Moskou, complementair kon zijn met zowel Kevin Vandenbergh als Bob Peeters. Dat laatste was niet nodig, want begin juli 2006 maakte laatstgenoemde al de overstap naar Lierse. In zijn debuutseizoen speelde hij vooral samen met Vandenbergh: Ljubojevic was niet meteen speelgerechtigd, en beide Kroaten bleven niet gespaard van medische kwaaltjes. Op 25 november 2006 viel Bošnjak voor de rest van het seizoen uit na een botsing met doelman Mark Volders. Op de slotspeeldag van de competitie viel Bošnjak in de 3-1-nederlaag tegen FC Brussels in voor doelpuntenmaker Ljubojevic. In het seizoen 2007/08 speelden ze naast de Champions League-kwalificatiewedstrijden enkel samen in de 5-0-nederlaag tegen KAA Gent op de tweede competitiespeeldag, mede door de kruisbandblessure die Ljubojevic in oktober 2007 opliep in een oefenwedstrijd tegen VVV-Venlo.
Bošnjak leek serieus aangeslagen door de zware blessure van zijn landgenoot, want in het seizoen 2007/08 scoorde hij slechts vier goals in alle competities. In het vicekampioenenseizoen 2006/07 stond zijn teller op zes goals in vijftien wedstrijden, inclusief die noodlottige match tegen Excelsior Moeskroen waarin hij al na een paar minuten gewisseld werd. In het seizoen 2008/09 kreeg de Genkse ziekenboeg ook regelmatig het bezoek van een Kroatische spits – Ljubojevic al wat meer dan Bošnjak. Laatstgenoemde scoorde in zijn derde seizoen bij Genk enkel in de 6-0-bekerzege tegen RFC Sérésien. Daarmee had hij een minimaal aandeel in de bekerzege van Genk op 23 mei 2009. De finale tegen KV Mechelen waarin Marvin Ogunjimi tweemaal scoorde, jawel. Het begin van een nieuw tijdperk in Genk. Bošnjak tekende in de zomer van 2009 transfervrij voor de Griekse eersteklasser Iraklis FC, Ljubojevic nam in augustus 2009 in onderling overleg afscheid van Genk en vond pas in januari 2010 een nieuwe club (NK Zagreb).
Regan Charles-Cook: van Ross County naar KAS Eupen (2022)
Hij mag sinds 2021 dan wel Grenadiaans international zijn, Regan Charles-Cook is een rasechte Londenaar. Hij is geboren en getogen in Lewisham, een wijk in het zuidoosten van de regio Groot-Londen, en genoot zijn jeugdopleiding bij Arsenal FC en Charlton Athletic. Bij die laatste club maakte hij op 11 augustus 2015 zijn officiële debuut in het eerste elftal in een League Cup-wedstrijd tegen Dagenham & Redbridge. Charles-Cook slaagde er uiteindelijk niet in om door te breken bij Charlton, waarmee hij slechts één optreden maakte in de Championship. De club leende hem uit aan Solihull Moors en Woking FC, om hem uiteindelijk in 2018 te zien overstappen naar Gillingham FC.
Na twee seizoenen in de League One stak Charles-Cook de grens over om voor de Schotse eersteklasser Ross County te gaan spelen. De Londenaar kende er een moeizaam begin, mede door de restricties van de coronapandemie, maar uiteindelijk vond hij er wel zijn draai. Charles-Cook vond dertien keer de weg naar de netten in de competitie, waardoor hij samen met Giorgos Giakoumakis van Celtic nationaal topschutter werd. Het leverde hem een transfer naar Eupen op, waar hij in zijn debuutseizoen zes keer scoorde. Een paar van die goals waren wel heel belangrijk: zo scoorde hij een van de tien goals in de knotsgekke 5-5 tussen Zulte Waregem en Eupen, en scoorde hij elf dagen later de enige goal in de 0-1-zege van de Oostkantonners tegen RFC Seraing. Als je weet dat Eupen vorig seizoen amper één punt boven de degradatiestreep eindigde, kan dat wel tellen.
