“Sinds dit seizoen ben ik weer in Nederland te velde te vinden, maar in het voorbije decennium heb ik best wel wat avonturen meegemaakt in België”. Elf seizoenen in ons land brachten de Nederlandse aanvaller Jelle van Kruijssen bij KFC Zwarte Leeuw (2013-2014), Hoogstraten VV (2014-2015), Berchem Sport (2015-2020), SK Londerzeel (2020-2022) en Wezel Sport (2022-2024). Op z’n 35e keerde Van Kruijssen terug naar z’n buurtclub VV Una Veldhoven. Speciaal voor de verkiezing van De grootste kleine club van het land staat de Nederlandse aanvaller ons te woord. “Ik heb de loting gevolgd, en ik zag toch wel een paar ex-clubs van mij voorbijkomen. Zwarte Leeuw, Berchem Sport: dat zijn clubs die in het hele land bekend en berucht zijn”, aldus Van Kruijssen, die meer dan honderd keer de netten deed trillen in ons land. Een gesprek over het open systeem in België, rondjes rond de aarde en… borden gooien in Het Rooi.

Een laag stamnummer, een mooie traditie en een respectabele achterban. Jouw eerste drie clubs in België (Zwarte Leeuw, Hoogstraten, Berchem Sport) Het roept vast warme herinneringen op bij jou.

“Absoluut. Ik ben in België begonnen bij Zwarte Leeuw, via Hoogstraten ben ik bij Berchem Sport terecht gekomen. Hoe langer je bij een club blijft, hoe groter de band en de feeling die je ermee kunt krijgen. Ik hoef er niet flauw over te doen: Berchem Sport is de club die mij het nauwst aan het hart ligt.”

“Nu ik terug in Nederland ben, is het me pas duidelijk geworden dat je er hier maar een paar hebt. Het systeem leent er zich hier ook niet echt toe. We hebben een gesloten systeem, waardoor amateurclubs in principe amateurclubs blijven en de profclubs de profclubs. Het systeem is hier helemaal anders dan in België, waar je bijgevolg de nostalgie helemaal anders beleeft.”

De acht laatst overgebleven clubs van De grootste kleine club van het land roepen nostalgie op bij jou, noteren we.

“Veel van die clubs hebben een grote achterban, een mooie geschiedenis en pittoreske, Engelse voetbalstadions. De installaties van de Nederlandse amateurclubs zijn over het algemeen wat moderner en beter onderhouden. Zo’n betonnen stadion als dat van Zwarte Leeuw zou je in Nederland niet vinden, maar het ademt wel het oude voetbal uit. Je kan je er echt inbeelden hoe het geweest moet zijn in de jaren ’70 of ’80. Dat is volgens mij wel een van de charmes van het Belgisch voetbal.”

Ik had er nooit zo hard over nagedacht, het verschil tussen het Belgisch en Nederlands voetbal op dat vlak.

“Om je nog een voorbeeld te geven: Helmond Sport eindigde de voorbije jaren een paar keer onderin in de Keuken Kampioen Divisie, maar draait nu wel bovenin mee. In het verleden heb je wel clubs als Haarlem of RBC Roosendaal die failliet zijn gegaan, die zijn nooit meer hersteld. In België heb je verschillende clubs die nog niet zo lang geleden in de amateurreeksen speelden, maar nu wel in Eerste klasse spelen. Union, waartegen ik met Hoogstraten gespeeld heb in Derde klasse. Dender, dat het nu hartstikke goed doet. Beerschot, waar ik met Berchem Sport nog een historische wedstrijd heb gespeeld. Dat is in Nederland niet voor te stellen, de clubs waartegen ik nu met VV Una speel zullen nooit in de Eredivisie spelen.”

“Natuurlijk is het voor de amateurclubs fijn dat ze over de nodige stabiliteit beschikken. Maar anderzijds heeft het toch ook iets om clubs heen en weer te zien gaan, met alle problemen en mooie tijden die daar dan bijhoren. Ach, zowel het Belgisch als het Nederlands voetbal hebben hun voor- en nadelen. Maar ik vind dat het systeem open moet zijn.”

Dat heen en weer gaan heb jij meegemaakt met Berchem Sport. In je tweede seizoen in het Ludo Coeckstadion, het seizoen 2016/17, werd je kampioen in Tweede klasse amateurs. In het seizoen daarop, dat je grotendeels in rook zag opgaan door een blessure, zakte de club weer weg uit Eerste klasse amateurs.

“In dat degradatieseizoen heb ik de eerste vijf, zes wedstrijden en de laatste vier, vijf wedstrijden meegedaan. Dat was een lastig jaar voor mij, zeker na dat succes in het seizoen daarvoor. Ik heb zo ongeveer alles meegemaakt met Berchem: mijn eerste seizoen was nog in de voormalige Derde klasse, mijn laatste seizoen werd stopgezet door de coronapandemie.”

“Maar wat een mooie tijd is het geweest bij Berchem! We hebben voor eigen publiek met 2-0 gewonnen van Beerschot voor 10.000 man. Het was ontzettend lang geleden dat Berchem thuis nog gewonnen had van Beerschot. Ook op ’t Kiel was ’t vollen bak. En dan was er nog onze kampioenenwedstrijd tegen Cappellen, die ook ver geraakt is in De grootste kleine club van het land. Voor 8000 à 9000 man. De mooiste tijden uit mijn carrière heb ik bij Berchem beleefd, zonder twijfel. Wat mij betreft is Berchem de grootste kleine club van België, maar dat komt omdat ik er zelf gespeeld heb natuurlijk. Ach, er lopen zoveel mooie clubs rond in de reeksen waarin ik gespeeld heb.”

En tegen veel van hen heb jij gespeeld, in het shirt van de ene of de andere traditieclub. Hoe is de 24-jarige Jelle eigenlijk bij Zwarte Leeuw beland?

“Ik ben begonnen bij VV DVS, een klein clubje uit Aalst, het dorp (in Nederland, red.) waar ik ben opgegroeid en mijn ouders nog steeds wonen. Op een gegeven moment ben ik bij VV UNA Veldhoven terechtgekomen. Daar ben ik dan weer opgepikt door Willem II, daar heb ik drie jaar gespeeld. Vervolgens droeg ik drie jaar het shirt van FC Eindhoven in de Eerste Divisie, het tweede niveau in Nederland.”

“Je droomt altijd van de Eredivisie, maar op een bepaald moment ben je 23 à 24 jaar en besef je dat je net niet goed genoeg bent. Ik ben dan maar gaan studeren. Zo ben ik in België terecht gekomen, omdat je daar op hoog niveau kunt voetballen bij de amateurs en tegelijkertijd een mooi zakcentje kunt bijverdienen. Zwarte Leeuw was veertig minuten rijden voor mij, Hoogstraten en Berchem Sport vijftig minuten tot een uur. Zo ben ik steeds verder van huis geraakt (lacht).”

Ooh, je bent al die jaren in Nederland blijven wonen?

“Jazeker, dicht bij mijn familie en vrienden. Het is weliswaar meermaals gebeurd dat ik na de wedstrijd bij een teamgenoot ben blijven slapen, maar voor de rest heb ik altijd gependeld. De tijd doden deed ik met een podcast of muziek, of door te bellen naar familie of vrienden. Een uurtje in de auto, daar wen je snel aan, al kan ik er nu ook wel van genieten om met de fiets naar de training te gaan. Tien minuten, een kwartiertje fietsen: dat is een luxe die ik wel verdiend heb na al die kilometers die ik gemaakt heb.”

Je hebt in die elf jaar allicht een paar keer rond de aarde gereden voor het Belgisch amateurvoetbal.

“Zeker met al die verre verplaatsingen erbij die ik vanuit de club heb gedaan. Van Hoogstraten naar Visé, van Berchem naar La Louvière… Ik ben op heel wat plekken geweest in België. Net daarom is mijn terugkeer naar de Nederlandse amateurcompetities zo verfrissend.  Nieuwe sportparken, nieuwe tegenstanders… Het was het juiste moment om weer in Nederland te komen voetballen en de cirkel rond te maken.”

“Of ik binnen een paar jaar niet meer zal zwichten voor een Belgische grens club? Kijk, mijn avontuur in België is in principe helemaal voorbij, maar je mag nooit de deur dichtgooien. Je weet nooit hoe het leven loopt”.

Kilometers optellen, daar gaan we niet aan beginnen. Jouw totaalaantal goals optellen zal ook al niet simpel worden, het zal dichter bij de 200 dan bij de 100 liggen. Zeker bij Berchem Sport ben je een clublegende. Daartegenover staat natuurlijk dat Berchem Sport al lang geen profclub meer is. Het is niet meer hetzelfde als in de tijd van Ludo Coeck, maar dat neemt niet weg dat je ongetwijfeld nog goed onthaald zult worden als je langsgaat.

“Ik heb vijf jaar bij Berchem Sport gespeeld. Ik heb er echt veel goals gemaakt, ben er kampioen en topschutter geworden, heb er tweemaal de Zilveren Bal gewonnen. Laatst speelde ik met Wezel Sport ook een soort ‘afscheidswedstrijd van het Belgisch voetbal’ tegen Berchem. Ik scoorde twee keer tegen m’n ex-club en werd achteraf minutenlang toegezongen. Als ze een nieuwe spits nodig hebben, word ik telkens getagd op de sociale media, en als ze het over die legendarische zege tegen Beerschot hebben wordt mijn naam nog steeds genoemd. Ik mag wel zeggen dat ik een van de populairste spelers van de voorbije kwarteeuw ben. Zoals Berchem Sport in mijn hart zit, zo zit ik ook in het hart van de mensen daar.”

“Je moet dat natuurlijk allemaal in het juiste perspectief zetten, allemaal relativeren. Ik speelde op het vierde en derde niveau met Berchem Sport. De naam die je noemt, Ludo Coeck, mag je niet gebruiken in de vergelijking. Dat waren andere tijden, dat is een ander niveau.”

Uiteraard. Heb je spijt dat je Berchem Sport in zekere zin door een achterdeur hebt moeten verlaten, door de coronapandemie?

“Ik had in principe altijd bij Berchem Sport willen blijven, maar op een bepaald moment heeft de club het financieel zwaar te verduren gehad en zijn ze een nieuwe weg ingeslagen met meer eigen jeugd. Het stadion ging in die periode ook op de schop. Er moesten toen echt keuzes gemaakt worden. Het is jammer dat er straks niets meer zal overblijven van het oude stadion. Zoals ik al zei over Zwarte Leeuw: als je daar aankomt, is het exact zoals het een paar decennia geleden was. Dat zal bij Berchem Sport minder het geval zijn. Maar ja, soms kún je gewoon niet helemaal aan dat verleden blijven hangen. Ik volg het alleszins nog steeds, en ik blijf het zeggen: Berchem Sport is een prachtige club. Men moet er alles aan doen om dat zo te houden.”

Trek je, om dit interview prachtig af te sluiten, nog een leuke anekdote uit de schuif?

“Die zijn legio. Na de wedstrijd in de kantine in Het Rooi met borden gooien, feesten tot diep in de nacht. Geregeld in nachtclub The Villa geweest met teamgenoten. Ik heb een pak verhalen, maar het is beter dat ik die uit de pers haal. (lacht) Wat wel leuk is, en dat is dan weer zo’n verschil tussen België en Nederland, is dat je in België snel kansen kunt krijgen. Jonas De Roeck, mijn trainer tijdens het kampioenenseizoen met Berchem Sport, werd plots weggeplukt door een eersteklasser (STVV, red.). Nicky Hayen, die al snel moest vertrekken bij Berchem Sport, werd dit seizoen kampioen met Club Brugge. Mijn ex-ploegmaat Ransford Addo werd dit jaar ineens assistent-trainer bij Lierse. Als je je ex-ploegmaats plots zo ziet doorgroeien, dan merk je dat je oud aan het worden bent (lacht).”