RAAL La Louvière staat acht jaar na de oprichting van de club op een zucht van de Jupiler Pro League. In recordtempo van Vierde provinciale naar Eerste klasse A? Bijlange niet. Het stamnummer 94 kwam in 2017 uit in Derde klasse amateurs toen de geest van La Louvière zich er (opnieuw) bijvoegde. Geen mens die het in 1919, wanneer Cercle Sportif Couillet boven het doopvont werd gehouden, had kunnen bedenken. DFVF overloopt in meerdere afleveringen de odyssee van stamnummer 94. In deel 1 werpen we een snelle blik op de eerste acht decennia van de club, die vrij rustig verliepen maar waarin toch ook al meerdere clubs bij elkaar kwamen.

In zijn rubriek Blik op België koos De Morgen-journalist Bram Van Renterghem deze week voor een foto uit Couillet, een deelgemeente van Charleroi. Op de foto staat een gat van 2 meter op 2 dat op een kruispunt gaapt, en dat kennelijk al vijftien jaar lang. Een paar dranghekken moeten een valpartij in de schaduw van de oude site van Cockerill-Sambre II vermijden. Een oplossing à la belge. Het zou nog symbolischer geweest zijn mocht het een oude fabriek van Solvay zijn, want het was in Couillet – toen nog een zelfstandige gemeente – dat de gebroeders Ernest en Alfred Solvay in de jaren 1860 hun eerste sodafabriek openden.

Weet u wat nóg zoiets typisch Belgisch is? Jawel, fusies. Er is heel wat water naar de zee gevloeid alvorens stamnummer 94 onder de naam RAAL La Louvière voetbalde. Het begon allemaal in Couillet, waar op 11 november 1919, uitgerekend op de eerste verjaardag van de Wapenstilstand, een club genaamd Cercle Sportif Couillet boven het doopvont werd gehouden. Het is te zeggen: in zijn editie van 7 december 1919 heeft Le Journal de Charleroi het over het fusieresultaat van Fiestaux en Coron. Allicht gaat het hier over de Club des Charbonnages des Festiaux en de Club Coron de Couillet – kijk, alweer die industrie. Hoe dan ook: in 1920 sloeg de fusieclub zich officieel aan bij de voetbalbond, die de club bij de invoering van de stamnummers in 1926 het nummer 94 toekende. Daarmee speelde de club in de jaren 1900 slechts drie seizoenen in het nationale voetbal: na de promotie naar de Bevordering – toen nog het derde niveau – in 1934 kon de club twee seizoenen op rij nipt de degradatie vermijden, alvorens in 1937 weer naar het provinciale voetbal te tuimelen.

In 1945 wijzigde de club zijn naam in Amicale Cercle Sportif Couillet. Dit kan allicht niet los gezien worden van het verdwijnen van bedrijfsvoetbalclub Amicale Sportive de Couillet kort daarvoor. Die club had in 1938 het levenslicht gezien onder de naam Football Club Solvay Couillet en had drie jaar later voornoemde naam aangenomen. Onder die naam hield stamnummer 2745 het niet veel langer uit. Cercle Sportif Couillet maakte daar gretig gebruik van, zo bleek uit een schrijfsel van toenmalig clubvoorzitter R. Bare. “Wetende dat de club op het punt staat om zich terug te trekken, weten wij dat het een gunstige zaak zou zijn voor ons om onze naam te wijzigen. Als we ‘Amicale’ voor onze naam zetten, zullen we de voordelen kunnen genieten van Amicale Sportive Couillet. Die club wordt, zoals u weet, gesubsidieerd door de Amicale des Employés et Ouvriers des Usines Solvay. Zij zouden ons dan tegemoet komen”, liet de man destijds optekenen. Van een officiële fusie was hierbij weliswaar geen sprake, maar we nemen de jongens van Solvay mee in het verhaal. U wist het allicht nog: het was in Couillet dat de huidige multinational in de jaren 1860 zijn eerste fabriek liet optrekken.

In 1962 – zo ongeveer een eeuw na de oprichting van Solvay, voor de anekdote – kreeg stamnummer 94 de koninklijke titel. De club heette voortaan dus Royale Amicale Cercle Sportif Couillet, kortweg RACS Couillet. Die afkorting bleef ook behouden na de fusie met Union Sportive Couillet d’Amérique in 1977. Die club had in de eerste paar jaar van zijn bestaan bij een concurrerende amateurbond gevoetbald, maar was uiteindelijk toch toegetreden tot de KBVB, waarna de club het stamnummer 5580 kreeg. Dat stamnummer verdween bij de fusie in 1977, want de fusieclub ging logischerwijs verder onder het laagste stamnummer. Pas vele jaren na de fusie werd op het Terrain de l’Amérique het eerste synthetisch veld in het hinterland van Charleroi aangelegd.

De voetbalromantici kunnen nog (even) gerust zijn: toen US Couillet d’Amérique zijn intrede maakte in het verhaal, waren er nog geenszins Amerikaanse investeerders in het verhaal betrokken. “Die club speelde op het Terrain de l’Amérique, zoals wij op het Terrain des Fiestaux speelden. Dat terrein is genoemd naar de straat waar het gelegen was, de Rue de l’Amérique, en zo heeft ook de club destijds ook zijn naam gekregen”, legt Antonio Proto, de vader van dertienvoudig Rode Duivel Silvio, uit. Hij was jarenlang actief als schatbewaarder van RACS Couillet. “Mon gamin is 41 jaar, hij was vijfeneenhalf jaar toen hij zich aansloot bij de club. Ik heb dus wel even bij de club gezeten”, aldus vader Proto, die de latere succescarrière van zijn zoon inderdaad bij Les Fiestaux liet starten. Dit in tegenstelling tot oud-speler van het eerste elftal Robert Ciman, die zijn zoon Laurent eerst even bij Farciennes liet voetballen en hem pas later bij RACS Couillet liet aansluiten.

Antonio Proto heeft de lange jaren in de provinciale reeksen meegemaakt en is dus de geknipte man om ons te vertellen wat voor club stamnummer 94 was alvorens ze in de woelige fusiegolven terechtkwam. “Ik zou de club omschrijven als familiaal en ambitieus. Familiaal omdat alle spelers pure producten waren van de club, er werden heel weinig transfers van buitenaf gedaan. De voorzitter van destijds, André Liesse, had vertrouwen in zijn eigen jongens. En toch had de club ook een zekere ambitie: wanneer het misliep, wilde de club dat altijd graag rechtzetten. Toen we naar Tweede provinciale degradeerden, was het telkens de ambitie om meteen terug te keren naar Eerste provinciale.”

Dat laatste is na de Tweede Wereldoorlog een paar keer gebeurd, want (R)ACS Couillet schipperde in de decennia na de oorlog vaker tussen Eerste en Tweede provinciale dan een mens op twee handen kan tellen. Couillet flirtte een paar keer met de ondergrens – lees: een mogelijke degradatie naar Derde provinciale –, maar Couillet doorbrak uiteindelijk het plafond: in het seizoen 1999/00 eindigde de club als promovendus in Eerste provinciale derde in de competitie (achter RSC Templeuvois en RFC Athois), waardoor Les Fiestaux mochten deelnemen aan de eindronde voor promotie. Na wat provinciale hordes te hebben overwonnen, smeerde het West-Vlaamse SVD Handzame de ploeg van trainer Jean-Michel Coenen in de interprovinciale eindronde een 6-1-nederlaag aan. Daarmee was het niet over, want de club werd heropgevist – door de fusie van KSC Lokeren en Sint-Niklase SK Excelsior mocht vierdeklasser Stade Leuven naar Derde klasse, waardoor er in Vierde klasse een extra plaats vrijwam. Een zege met het kleinste verschil tegen het Naamse Red Star Forvillois, met de zestienjarige Grégory Goffin in doel, was genoeg om na 63 jaar afwezigheid terug te keren naar de nationale reeksen.