Crossing Schaarbeek mag zich na zijn titel in de Tweede afdeling opmaken voor een avontuur in Eerste nationale. Het was al van 1980 geleden dat De Crossing nog op het derde niveau speelde… al was dat natuurlijk de voormalige eersteklasser, en niet de huidige geestelijke opvolger ervan. Omdat geluk nooit alleen komt: KCVV Elewijt, dat het stamnummer 55 van het oorspronkelijke Crossing Schaarbeek in leven houdt, beukte dit seizoen voor het eerst sinds de verhuis uit Brussel de poorten naar de nationale reeksen open. DFVF zocht voor u uit hoeveel historische clubs er in het brede Crossing-verhaal verweven zitten. We hebben geprobeerd om het beknopt te houden…

Vond Crossing Schaarbeek dit seizoen vlot de weg naar doel in de derby tegen RSD Jette – 0-3-zege uit, 3-3 thuis –, dan was de marge in de derby tegen FC Ganshoren iets krapper met een 0-1-zege op verplaatsing en een 0-0-gelijkspel thuis. De derby tussen Crossing Schaarbeek en FC Ganshoren is trouwens meer dan een gewestsderby, tenminste als je het historische plaatje erbij neemt: de voormalige eersteklasser vond immers een deel van zijn oorsprong in Ganshoren. In 1913 zag het latere stamnummer 451 er het levenslicht, aanvankelijk zelfs nog gewoon als… FC Ganshoren. Crossing FC Ganshoren, dat blauw-wit als clubkleuren had en jarenlang aan de Keizer Karellaan in Ganshoren voetbalde, promoveerde tijdens de Tweede Wereldoorlog naar de nationale reeksen en zakte daar nooit meer uit… tenminste niet zolang de club in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bleef voetballen.

De iconische naam Crossing komt dus van stamnummer 451, dat ook de club was die in 1969 het plekje in Eerste klasse veroverde. Dat deed het weliswaar niet meer onder de naam Crossing Ganshoren, maar als Crossing Club Molenbeek. De club was in 1959 al naar Sint-Jans-Molenbeek verhuisd, waar het zijn intrek had genomen in het Sippelbergstadion – thans de thuisbasis van de RWDM Girls. In 1962 promoveerde de club naar Tweede klasse, in 1969 dwong de club zelfs promotie naar Eerste klasse af. Vijfvoudig landskampioen Daring Club de Bruxelles zakte dat jaar naar Tweede klasse, waardoor het er naar uitzag dat Crossing plots de eerste ploeg van Sint-Jans-Molenbeek zou gaan worden. Zover kwam het uiteindelijk niet…

In dat bewuste maanlandingsjaar 1969 werden de kaarten grondig dooreengeschud. Nog voor de promotie effectief was afgedwongen, was er al sprake van een mogelijke fusie – al mocht dat woord niet in de mond worden genomen aangezien beide clubs meer dan vijf kilometer uit elkaar lagen – met Royal Cercle Sportif de Schaerbeek, een andere club uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. RCS de Schaerbeek was in 1912 opgericht en was dus net iets ouder dan de Crossing. Tussen 1922 en 1947 had de club uit Schaarbeek zestien seizoenen op het tweede niveau gespeeld, maar eind jaren ’60 lagen die glorietijden al even achter de rug: in 1960 en 1966 was de club uit Derde klasse gezakt, het laatste seizoen van zijn bestaan (1968/69) werkte de club zelfs af in Eerste provinciale. Nu ja, het laatste jaar van zijn bestaan onder de originele naam dan toch, want fusieclub Crossing Club de Schaerbeek – zeg maar Crossing Schaarbeek – ging verder onder het stamnummer 55 van RCS de Schaerbeek. De laagst gerangschikte club stond daarnaast ook in voor de locatie: niet alleen gemeente Schaarbeek, maar ook het stadion in het Josaphatpark.

Crossing Schaarbeek speelde vier opeenvolgende seizoenen op het hoogste niveau en raakte nooit verder dan een twaalfde plaats, maar spelers als Georges Leekens, Rik Coppens en Ballon d’Or-winnaar Josef Masopust maken de passage van de Brusselse club op het hoogste niveau nog altijd cult. Op sportief vlak ging het razendsnel achteruit met de Ezels: twee jaar na de degradatie uit Eerste klasse in 1973 degradeerde de club naar Derde klasse, in 1980 gleed de club verder af naar Vierde klasse, en in 1983 eindigde de club zelfs troosteloos laatste in Vierde klasse B met amper vier punten. Een verdere downfall werd tegengehouden door stamnummer 55 naar Elewijt, een dorp net buiten Brussel, te verhuizen.

Vanaf 1983 was het voor stamnummer 55 dus te doen in Elewijt, een deelgemeente van het Vlaams-Brabantse Zemst. Daar cohabiteerde de club, voortaan Royal Crossing Elewijt genaamd, acht jaar lang met VV Elewijt. Die club was zelf ontstaan uit een fusie tussen Sportkring Elewijt en FC Elewijt. Over het exacte oprichtingsjaar van de twee voornoemde clubs is er geen duidelijkheid – de verzorgde website van het huidige KCVV Elewijt heeft het over 1935, terwijl het doorgaans minder betrouwbare Wikipedia de specifieke data 25 juni en 29 augustus 1936 aangeeft –, maar feit is wel dat beide clubs qua stamnummer aan elkaar grensden: Sportkring Elewijt was nummer 2415, FC Elewijt nummer 2416. Het was onder het oudste – nu ja – stamnummer dat beide clubs in 1971 samen doorgingen als VV Elewijt. Dat ging gepaard met de nodige folklore, getuige de leuke foto op de website van KCVV Elewijt waarop iemand van SK en FC Elewijt poseren als vader en moeder en Luc Buedts, poserend in een kinderwagen, het kind – lees: VV Elewijt – moest voorstellen.

U kunt vast al raden hoe we tot KCVV Elewijt gekomen zijn: in 1991 smolt Crossing Elewijt, dat na een degradatie naar Tweede provinciale in zijn debuutseizoen snel weer naar Eerste provinciale was gepromoveerd, samen met het VV Elewijt van voorzitter Maurice De Laet. In de praktijk fungeerde VV Elewijt al een tijdje als een soort satellietclub van Crossing Elewijt. De samenwerking leidde niet meteen tot succes: de club ging van start in Tweede provinciale – als gevolg van de degradatie van Crossing Elewijt in zijn laatste seizoen onder die naam – en zonk al in 1994 naar de bodem genaamd Vierde provinciale. Daar bleef het, op het seizoen 2001/02 na, vijftien jaar hangen. Na een (vooralsnog) laatste degradatie in 2011 ging het alleen maar bergop voor de club: in 2019 promoveerde de club naar Tweede provinciale, in 2022 zelfs naar Eerste provinciale. Een maand geleden schreef de club zelfs geschiedenis door voor het eerst de poort naar de nationale reeksen open te beuken. Nu ja, het stamnummer 55 speelde natuurlijk al jaren nationaal voetbal, maar nooit sinds het in 1983 zijn tenten opsloeg in Elewijt. Het was uitgerekend in dat jaar dat de club na een afgrijselijk seizoen in Vierde klasse aan een lange tocht in de provinciale reeksen begon.

De club uit Elewijt opereert uiteraard volledig los van het huidige Crossing Schaerbeek. De huidige eerstenationaler voetbalt onder het stamnummer 4070, dat jarenlang toebehoorde aan Royal Union Sportive Albert Schaerbeek, beter bekend onder het acroniem RUSAS. De originele eigenaar van dat stamnummer, Union Sportive de Schaerbeek, zag tijdens het interbellum al eens een eerste keer het levenslicht, maar werd geschrapt wegens het niet betalen van de bondsschulden. In 1944 vierde de club zijn terugkeer, weliswaar onder een nieuw stamnummer. In 1973 ging de club een fusie aan met US Albert, dat in 1934 ontstaan was als L’Union Sportive de Saint-Albert maar later dat jaar toetrad tot de KBVB onder de naam US Albert – eerst als ‘beginnende club’, vanaf 1935 als effectief lid.

RUSAS, dat in het Chazalstadion nabij het Josaphatpark gehuisvest was, beschikte in de tweede helft van de nillies over cultspelers als Ibrahim Tankary en Désiré Mbonabucya. In 2011 had de club ei zo na met een back-to-backpromotie de poorten naar het nationale voetbal geopend, maar in de allesbeslissende derby tegen FC Ganshoren trokken de Schaarbekenaren aan het kortste eind. De club kreeg in het seizoen 2011/12 het gezelschap van RFC Evere in de hoogste provinciale reeks. Een seizoen later smolten beide clubs samen tot Crossing Schaerbeek Evere, een jaar later werd dat al Crossing Schaerbeek. De club werd in het door de coronapandemie niet voltooide seizoen 2019/20 kampioen in Eerste provinciale, waarna de club na het (quasi-)blanco seizoen 2020/21 drie seizoenen meedraaide aan de top in de Derde afdeling. In 2024 en 2025 volgde de back-to-backpromotie waar de club in 2011 net naast had gegrepen, waardoor de Crossing in het seizoen 2025/26 in Eerste nationale debuteert.

U raadt het al: ook RFC Evere is natuurlijk geen ‘pure club’. De club werd in 1922 opgericht door officieren van de Belgische Luchtmacht, waardoor het oorspronkelijke Evere FC – dat in 1924 Sporting Club Evere werd – door het leven ging met de bijnaam Les Aviateurs. Na de onderbreking van de Tweede Wereldoorlog sloeg de club de handen in elkaar met Hooger Op Evere, een club die niet bij de KBVB was aangesloten, waarop de clubnaam werd gewijzigd in SC Evere Hoger Op. Toen de club in 1989 stadsgenoot US Young Fellows Evere opslokte, werd de naam opnieuw gewijzigd, ditmaal in RFC Evere. De opslorping van de restanten van Red Star Evere, de club waar RSC Anderlecht ook de jonge Bertrand Crasson wegplukte, ging dan weer niét gepaard met een naamswijziging.

Stamnummers in de Crossing-familie
55 – RCS de Schaerbeek (1912-1969)
xxxxRCC de Schaerbeek (1969-1983)
xxxxR. Crossing Elewijt (1983-1991)
xxxxKVVC Elewijt (1991-heden)
410 – Evere FC (1922-1924)
xxxxxSC Evere (1924-1944**)
xxxxxSC Evere Hoger Op (1944**-1989)
xxxxxRFC Evere (1989-2012)
451 – FC Ganshoren (1913-1924)
xxxxxR. Crossing FC Ganshoren (1924-1959)
xxxxxR. Crossing Club Molenbeek (1959-1969)
2194 – US Albert (1934-1973)
2415 – Sportkring Elewijt (1936*-1971)
xxxxxxxVV Elewijt (1971-1991)
2416 – FC Elewijt (1936*-1971)
4070 – RUS de Schaerbeek (1944**-1973)
xxxxxxxRUS Albert Schaerbeek (1973-2012)
xxxxxxxCrossing Schaerbeek Evere (2012-2013)
xxxxxxxCrossing Schaerbeek (2013-heden)
4470 – Red Star Evere (1944-1994)
8892 – US Young Fellows Evere (1981-1989)

* sommige bronnen spreken van 1935
** sommige bronnen spreken van 1945

Noot: voor de gemakkelijkheid hebben we soms al ‘Royal’ toegevoegd nog voordat de club effectief koninklijk werd. Een voetbalclub krijgt in België het predicaat Koninklijk wanneer ze 25 jaar .