Liefste Beëlzebub
Vrijdag: in de voorbeschouwing van de wedstrijd Zweden-België wordt Domenico Tedesco omschreven als “mysterieus”. De analisten weten niet waarover ze het hebben en smijten daarom maar met een sensationeel woord als “mysterieus”. Classic VTM. Wat doet Jan Mulder – een geniale schrijver en voetbalconnoisseur – daar nog in die pulpsofa’s? Hij is een aapje die op commando een sappige uitspraak produceert tussen de voorspelbaar dulle meninkjes van Marc Degryse. Hoe meer ik naar die poppenkast kijk, hoe ridiculer ik de nationale ploeg zélf begin te vinden. Daarom geloof ik steeds meer in de visie van Herman Brusselmans op de Rode Duivels. In een interview antwoordde hij op de vraag “Waar word jij heel enthousiast van?” met: “Als de Rode Duivels verliezen.”
Zaterdagochtend: ik gooi de ongeloofwaardige krant in de vuilnisbak terwijl ik nog een hap neem van m’n croissant. Onder de chauvinistische analyses van de wedstrijd staat een kolom van Marc Degryse, die nog eens alles herkauwt tot een brij residu. We zijn al Europees kampioen, er kan niets meer mislopen. Met de rest van het zachte boterbroodje in m’n mond kijk ik met een denkende grimas naar buiten; zie hoe de wind door de kale bomen zwiert en vraag me af hoe wij in godsnaam Lukebakio nog amper voor dit grijze landje hebben zien spelen.
Dinsdag: fijn om nog eens mijn Duitsland-haat boven te halen. Ik heb een hekel aan de Duitse voetbalploeg sinds hun land Europa kapotmaakte, al is die hekel compleet ongegrond. Net als mijn mede-millennials en alle sukkels na de millennials heb ik de oorlog nooit meegemaakt, laat staan de giftige rook van de crematoria. Duitsland-haat is daarom een pseudo-nostalgische fantasie, een ballonnen zwaard om Duitse voetbalfans mee te porren. Toch juich ik iets te hard bij ieder Belgisch doelpunt. Ik zucht bij iedere individuele overklassing, onder de indruk van de Rode Duivels in een aanvallend idee. Ik denk aan de analyses in de ongeloofwaardige krant en geloof steeds meer in hun kul.