Op een duistere maandagavond sta ik langs de lijn van een voetbalveld naast een gemeentelijke sporthal. Ik kijk nog even naar de training van de plaatselijke voetbalclub voor ik mijn eigen rol als Alisson Becker bij zaalvoetbalclub De Eskimo’sga vervullen. Een combinatieoefening met diep lopen en trappen resulteert in discussie. “Maar ik kan toch niet rieken waar die bal naartoe gaat!” tiert een van de spelers. De trainer roept en wijst als een Jan Boskamp in betere tijden. Ik geniet van het gezever.
Als je spelers na vijf minuten ruzie staan te maken, moet je inzien dat je trainingsoefening te moeilijk is. Tijdens zijn tirade denkt de trainer dat hij de briljante geest van Pep Guardiola deelt. Hij vergeet het duistere voetbalveld waar hij op staat, hij vergeet de spelers met puberale puistsmoelen rond hem. Overschatting is wat provinciaal voetbal doet draaien.
Bij Club Brugge weten ze welk verschil een trainer kan maken. De passage van Scott Parker was een totaalmislukking: hij experimenteerde te veel, creëerde geen innige winnaarsband met zijn spelers (vooral Noa Lang vond hem geweldig, maar iedere gek die hem altijd opstelt, vindt Noa Lang geweldig). Parker is een etalagepop vanop de Champs-Élysées, terwijl nonkel Rik De Mil recht uit De helaasheid der dingen stapt. Op die manier staat de nieuwe (?) coach dichter bij de mensen van Club. Voetballogica is vaak logisch.
Maar Club Brugge is allesbehalve vertrokken naar hun vierde titel op rij. Een slip up is voor hen genoeg om Play-Off 1 te vergeten. De strijd bovenaan het klassement is tweeledig: tussen ploegen die nog niet zeker zijn van Play-Off 1 en tussen ploegen die de titel al willen hypothekeren. Club zit in een te diep dal om nog over de titel te praten. Play-Off 1 wordt een afslachting langs alle kanten. Union zal iedereen doodknijpen, Genk zal haar dominantie opeisen en Antwerp is Antwerp, onvoorspelbaar maar gegrond. Goed dat De Mil terug is, want Play-Off 1 zou een te vuil spel zijn geweest voor Parker.

Advertentie