Het is kwart na acht in de ochtend en ik ijsbeer door de woonkamer. De gordijnen waaien eventjes door het halfopen raam in de wind van vier touringcars die door mijn straat richting het dorpscentrum razen. Ze doen m’n hart iets sneller slaan. Dan kijk ik naar de geelrode sjaal die op tafel ligt, hang hem rond m’n nek en raas zelf de deur uit met een spanning van vier touringcars bij elkaar.
De losse sporen van geel en rood op de stadsring van Mechelen verbeelden een aangekondigde volksverhuizing. Aan het station stappen twee bevallige jongedames met elk een fles champagne in de hand richting de trein naar de hoofdstad. Details, lijken het, maar ze komen binnen als grootse indrukken. Net als de vader en z’n dochtertje in een Antwerp-shirt op de tram met bestemming Heysel. Het meisje lacht haar tanden bloot bij het zien van onze kleuren, een beetje uit ongemakkelijkheid maar ook alsof zij beter weet. Na een tunneltje doemt het Atomium op. Een geelrode massa gloeit onder de overgoten zon. Enlightenment.
Als Belgische voetbalsupporter hoop je maar op twee dingen aan het begin van elk seizoen: niet degraderen en naar de bollen gaan. Ik knijp een voetbalvriend in de arm en roep uit ongeloof: “Hier staan we, hé!”, wijzend naar dat machtige symbool van modern vooruitgangsgeloof. Al die stralende, dansende, springende, drinkende mensen bewijzen dat dit een overwinning op zich is. Ik kan enkel rond me kijken in een trance van geluk en vind het jammer dat er nog gevoetbald moet worden.
Roest op de gigantische floodlights, klassieke tourniquets, de uitgestrekte curva; het Wembley à la Belge is treffend voor de wedstrijd die er plaatsvindt, een verschrikkelijke partij die in geen tijd lijkt gespeeld. De Malinwa-supporters blijven zingen, hoor ik vanop het pleintje net buiten de tribune. Verloren sta ik op Brussels asfalt naast een gesloten friettent. Iedereen kijkt door elkaar heen in dit randgebied van heroïek en verzadiging. Bij de uitgang neemt een voetbalvriend een zakje Mexican Taco-chips van de hoofdsponsor aan. De aftocht van verliezers, vervallen in ordinair kapitalisme.
Die avond eindigen we op het schemerende terras van de Irish pub in Mechelen. Helder vat een voetbalvriend het allesomvattend samen: een bekerfinale verliezen is pijnlijk, vooral omdat je weet hoe het voelt om een bekerfinale te winnen. Hij nipt van een Gouden Carolus, kijkt z’n vriendin verliefd aan en weet dat Heysel nooit heel ver weg zal zijn.
België, Column, KV Mechelen, Royal Antwerp FC
Heysel
