De eerste man die op vijf verschillende WK’s aantrad, is niet meer. De Mexicaanse doelman, die ook lang in de glaswereld zat, ontleende aan zijn talrijke wereldbekerdeelnames een van zijn bijnamen: Cinco Copas. Met zo’n bijnaam kon de FIFA natuurlijk niet anders dan Carbajal, die tevens een van de twee meest gepasseerde doelmannen uit de WK-geschiedenis is, regelmatig te blijven uitnodigen voor internationale evenementen.

Carbajal werd op 7 juni 1929 geboren in Mexico-Stad. Hij begon zijn carrière bij Club Oviedo, dat hem in 1942 wisselde voor… elf ballen. Voortaan droeg hij het shirt van Real Club España, eveneens een club uit Mexico-Stad. Bij Oviedo deelde Carbajal de kleedkamer met José Alfredo Jiménez (1926-1973), die later doorbrak als muzikant. Een verhaal dat doet denken aan Julio Iglesias, die geschiedenis schreef in de muziekwereld maar in zijn jonge jaren nog doelman was bij Real Madrid. Alsof het zo moest zijn, was ook Jiménez een keeper.

In tegenstelling tot Jiménez brak Carbajal wél door onder de lat. In 1948 kreeg hij een selectie voor de Olympische Spelen 1948 in Londen. In Champion Hill, een stadion in de Londense wijk Dulwich, zat hij op de bank toen Mexico met 5-3 verloor van Zuid-Korea. Carbajal moest op dat moment zijn profdebuut nog maken. Op 2 december 1948 was het eindelijk zover: tegen Marte mocht hij voor het eerst onder de lat staan bij de Mexicaanse landskampioen van 1945. Het begin van een rijkgevulde carrière voor de doelman, die de bijnamen La Tote en (La) Cinco Copas kreeg.

De oorsprong van laatstgenoemde bijnaam spreekt voor zich: dat wijst op zijn vijf WK-deelnames. La Tota, dat komt dan weer van toen hij Toño, de afkorting van Antonio, als kind nog niet goed kon uitspreken. Een vriend en ploegmaat van op de Olympische Spelen in Londen liet de bijnaam de eeuwigheid ingaan.

Het werk of Club España

In zijn debuutwedstrijd ging hij niet vrijuit bij een tegengoal. Aanvoerder en mededoelman Carlos Laviada sprak hem toen toe: Jongen, als je hier niet uit opstaat, word je nooit een grote keeper. Het zorgde voor een déclic bij Carbajal, die desondanks nooit zou uitpakken met onnodig veel show – of het zou moeten gekomen zijn door het feit dat hij bij voorkeur zonder handschoenen speelde. Bijgeloof? Dat was hem alleszins niet vreemd, want onder zijn keeperstenue speelde hij doorgaans met een groen kledingstuk dat hij dan als amulet opdiepte. Dat kledingstuk verging natuurlijk na verloop van tijd, maar werd geregeld versteld.

Ten tijde van zijn debuut in het eerste elftal van Club España combineerde de jonge Carbajal zijn voetbalpassie trouwens met een baantje in de glaswereld. Op een bepaald moment leek het onverzoenbaar te gaan worden. “Het werk of Club España”, zou zijn toenmalige baas in die tijd gezegd hebben. Maar kijk: Carbajal groeide uit tot een icoon in de voetbalwereld én was decennialang de man achter Vidrios Carbajal.

Antonio López Herranz

In 1950, het jaar dat Real Club España ophield met zijn voetbalactiviteiten, begon Carbajal aan de twee grootste hoofdstukken van zijn voetbalbestaan: Club León en de nationale ploeg van Mexico. Club León was in 1948 en 1949 al kampioen geworden onder de Spaanse coach José Maria Casullo en deed er in 1952 onder de Madrileen Antonio López Herranz een derde landstitel bij. Op 24 juni 1950 was er ook het interlanddebuut van Carbajal: in het Maracañastadion kreeg hij de voorkeur op Raúl Córdoba voor de openingswedstrijd van het WK 1950. Het werd Ademir opende op het halfuur de score, in de tweede helft deden Jair, Baltazar en nog eens Ademir de netten trillen.

Werd er op het WK 1930 nog gealterneerd tussen doelmannen Óscar Bonfiglio en Isidoro Sota, dan mocht Carbajal in 1950 alle drie de groepswedstrijden spelen van bondscoach Octavio Vial. Sportief werd dat geen groot succes, want net als in Uruguay 1930 verloor Mexico al zijn groepsduels: in Porto Alegre gingen de Mexicanen met 4-1 de boot in tegen Joegoslavië en won Zwitserland met 2-1. Nog geen grote oogst dus voor Carvajal, maar Brazilië 1950 was wél het begin van een lange romance met het WK.

Santiago Bernabéu

Na twee opeenvolgende WK’s in Zuid-Amerika, mocht Mexico in 1954 voor het eerst aantreden op een eindronde in Europa. Voor het openingsduel tegen Brazilië, dat Mexico ditmaal met 5-0 verloor, koos bondscoach Antonio López Herranz – jawel – voor de zeven jaar oudere Salvador Mota van Atlante FC in doel. Drie dagen later kreeg Carbajal zijn kans, maar helaas voor de Mexicanen zorgde het niet voor puntengewin: in Genève werd het 3-2 voor Frankrijk. Mexico moest opnieuw puntenloos weer naar huis keren.

1954 is trouwens ook het jaar waarin Carbajal neen zei tegen Real Madrid. Santiago Bernabéu zou zelf contact hebben gezocht met de doelman, die bedankte voor het aanbod omdat hij geen afstand wilde nemen van zijn familie. “Het kon me niet schelen dat ze me bekritiseerden omdat ik niet naar Real Madrid ging… Ik wilde het niet. Ik wilde het Mexicaanse voetbal geven wat het me gaf. Velen noemen me misschien dom, maar ik ben trots. Het kan me niet schelen wat mensen zeggen”, blikte Carbajal er in 2019 op terug in een interview met AS Mexico.

Eerste punt in Zweden

Twee jaar nadat hij met Club León zijn tweede landstitel veroverde, werd Carbajal geselecteerd voor het WK 1958. Onder Herranz, die in 1958 voor het laatst coach was van Club León en een jaar later op amper 45-jarige leeftijd overleed, kreeg Carbajal in de groepsduels tegen Zweden, Wales en Hongarije de voorkeur op Manuel Camacho en Jaime Gómez.

Mexico schreef geschiedenis op het WK 1958: na negen opeenvolgende verliespartijen pakte Mexico op 11 juni 1958 zijn eerste punt op een WK na een 1-1-gelijkspel tegen Wales. Vier dagen later slikte Mexico een zware 4-0-nederlaag tegen Hongarije, waardoor het avontuur in Zweden erop zat.

Viliam Schrojf

Op het WK 1962, waar Carbajal opnieuw in alle drie de groepsduels onder de lat stond, boekte Mexico zijn eerste WK-zege. Tegen Brazilië beten de Mexicanen opnieuw in het zand (2-0), tegen Spanje zagen Carbajal en co pas in de 90e minuut een 0-0-gelijkspel door de neus geboord, maar op 7 juni 1962 – uitgerekend op zijn verjaardag – was het na jarenlang proberen eindelijk prijs. Václav Mašek opende al na een minuut de score voor Tsjechoslowakije, maar bij de rust stond het 2-1 voor de Mexicanen. In de slotfase trapte Héctor Hernández vanop de strafschopstip de 3-1 binnen, waardoor de Mexicanen ondanks hun vroegtijdige exit toch een klein lichtpuntje beleefden in Chili. De doelman die na afloop van het WK tot het All Star Team behoorde was trouwens… de Tsjechoslowaak Viliam Schrojf.

Ten slotte was er ook het WK 1966. Bondscoach Ignacio Trelles, die in maart 2020 op 103-jarige leeftijd overleed, selecteerde de 37-jarige Carbajal en de twintigers Ignacio Calderón en Javier Vargas. Opnieuw greep Mexico naast de kwalificatie voor de knock-outfase, maar ditmaal verzamelde het land wel twee punten. Slechts een van die twee punten werden behaald met de hulp van Carbajal, want tegen Frankrijk (1-1-gelijkspel) en Engeland (2-0-nederlaag) was het Guadalajara-doelman die onder de lat stond. Carbajal nam in de derde groepswedstrijd tegen Uruguay op een mooie manier afscheid: mede dankzij een mooie redding met de voet na een poging van Pedro Virgilio Rocha hield Carbajal zijn land op een 0-0-gelijkspel.

Meest gepasseerde doelman

Zijn laatste WK-wedstrijd was meteen zijn laatste interland. Op dat moment had hij ook al zijn laatste officiële wedstrijd voor Club León gespeeld. Dat betekende niet dat hij de prijzenkast van de club niet meer vulde: als trainer won hij in 1971 en 1972 zowel de Beker van Mexico als de nationale supercup. Met Atletas Campesinos promoveerde hij in 1980 dan weer naar de hoogste divisie.

Medailles heeft Carbajal nooit gewonnen op het WK, maar hij zal wel voor altijd de eerste voetballer blijven die op vijf verschillende WK’s in actie kwam. Zijn record werd later geëvenaard door Lothar Matthäus, Gianluigi Buffon, Lionel Messi, Cristiano Ronaldo en zijn landgenoten Rafael Márquez, Guillermo Ochoa en Andrés Guardado. Een ander WK-record van Carbajal werd trouwens later ook geëvenaard: dat van de meest gepasseerde doelman. De Mexicaan moest zich in elf WK-wedstrijden 25 keer omdraaien – wie veel WK’s speelt, kan veel tegengoals slikken. Carbajal is evenwel niet de ‘slechtste’ doelman ooit uit de WK-geschiedenis: de Saoedische doelman Mohammed Al-Deayea had immers maar tien WK-wedstrijden nodig om aan dat aantal te komen.

Advertentie