“Elk najaar heb z’n voorjaar”, het zou zo maar een uitdrukking kunnen zijn van bal- en woordvirtuoos Johan Cruijff. Buiten lijkt de natuur de draad inderdaad een beetje kwijt te zijn. Op de kalender is het immers herfst, terwijl het kwik in de buitenlucht al een aantal dagen de 25 graden aantikt. De Indian summer zorgt voor een positieve vibe en heeft ook de zon weer teruggebracht in het kamp van het Nederlands Elftal.

Dat het kan verkeren, dat wist Bredero al. Daar waar de laatste jaren norsheid en negativisme troef waren als het om het Nederlands Elftal ging, hebben twee burenruzies de lach weer teruggebracht bij Oranje. Nachbar Duitsland werd afgelopen zaterdag met 3-0 naar huis gestuurd. Natuurlijk: de uitslag was behoorlijk geflatteerd, maar het was toch mooi de grootste overwinning die ooit is behaald tegen deze aartsrivaal. En ook nog op het best denkbare moment. “Een goede wedstrijd spelen is immers leuk, maar er moet ook eens een keer een resultaat worden behaald”.  Bondscoach Ronald Koeman werd op zijn wenken bediend.

Maar omdat één Schwalbe nog geen zomer maakt, was iedereen benieuwd hoe Oranje het zou doen tegen België, de nummer 1 van de FIFA-ranking. Het publiek, dat er eens goed voor ging zitten, kwam helaas bedrogen uit. Beide coaches stuurden een op vele plaatsen gewijzigd elftal het veld in, waardoor de enige conclusie die na afloop getrokken kon worden, is dat de wisselspelers van Oranje niet onder doen voor de reserves van België (1-1).

In de maar matig bezette Heizel werd overigens meteen het gelijk van het invoeren van de Nations League bewezen. Vergeleken met de zaterdagavond kolkende Arena had het stadion in Brussel veel weg van een graftombe. Ondanks verwoede pogingen tot het creëren van sfeer door de omroeper van dienst en een met microfoon bewapende Belgische supporter.

Maar soit, het potje om des keizers baard heeft de pret rondom Oranje niet kunnen drukken. Wéér niet weggespeeld door een topland en wederom teruggekomen van een achterstand. We waren het bijna niet meer gewend.

“De staat van Oranje” was de titel van een documentaire-reeks die nog niet zo heel lang geleden op de Nederlandse tv te zien was. In deze serie gingen de makers op zoek naar de oorzaak van de Nederlandse voetbalcrisis. Voetballend Nederland zat immers diep in de put na het missen van het EK in 2016 en het WK in 2018. Allerlei doemscenario’s passeerden de revue en allerlei wetenschappelijke theorieën werden er op deze crisis losgelaten. Een paar maanden later blijkt de soep nu toch ineens niet zo heet te worden gegeten, als dat hij werd opgediend. We behoren niet meer tot de wereldtop, dat klopt, maar afgegleden naar het “Bennie Wijnstekers-tijdperk”, nee dat nu ook weer niet. Het ultieme doemdenken dat heerste in de periode Blind-Advocaat was schromelijk overdreven.

Net zo overdreven als nu al spreken van een definitieve wederopstanding van Oranje. Het is wel een feit dat het Nederlands Elftal op de goede weg is. De cijfers spreken voor zich. Het verjongde Oranje  van Koeman speelde tot nu toe acht interlands. Twee keer werd er nipt verloren (0-1 van Engeland en 1-2 van Frankrijk). Er waren drie remises (zoals de 1-1 tegen Italië en België) en drie maal werd er gewonnen (waaronder twee keer met 3-0, tegen Portugal en Duitsland).

De fundamenten van het “nieuwe” Oranje zijn inmiddels gelegd. Er staat een aardig geroutineerde as met spelers als Jasper Cillessen (Barcelona), Virgil van Dijk (Liverpool), Georginio Wijnaldum (Liverpool), Kevin Strootman (Olympique Marseille) en de volwassen geworden Memphis Depay (Olympique Lyon). Daaromheen dartelen gretige jonge honden zoals de toptalenten Matthijs de Ligt en Frenkie de Jong, Justin Kluivert en de debutanten Denzel Dumfries, Steven Bergwijn, Pablo Rosario en Arnaut Danjuma Groenveld.

Genieten van de succesjes mag. Moet zelfs, na de zwarte periode van de voorbije jaren. Maar wel met beide beentjes op de grond blijven. Volgende maand is het de maand van de bevestiging. Er staan voor Oranje dan twee cruciale duels voor de Nations League op het programma: Frankrijk-thuis en Duitsland-uit. Daarin moet het Nederlands Elftal de huidige lijn zien door te trekken. Het team heeft in de Nations League alles nog zelf in de hand. Het kan zich handhaven in de divisie met de toplanden en – voor de supporters misschien wel even mooi- Duitsland eruit bonjouren. Het zou een stunt zijn, want wie had dat vooraf durven dromen? Dat Nederland zijn hachje zou redden in de zwaarste poule van Divisie A? De schlemiel, die de twee laatste eindtoernooien aan zich voorbij had moeten laten gaan, in één poule met de wereldkampioenen van 2014 en 2018. Oranje was de gedoodverfde degradant.

Haalt Oranje in november een goed resultaat, dan is het meteen ook verzekerd van een plek als groepshoofd bij de loting voor de kwalificatierondes voor het EK in 2020. November wordt dus in meerdere opzichten een cruciale maand. Dat gaat zorgen voor druk bij selectie en staf. Voor de meeste neo-internationals nieuw. Het hoort bij de weg naar volwassenheid en is een belangrijk onderdeel van het leerproces. Kan de jonge groep met deze druk overweg? Misschien zakt Oranje in november wel finaal door het ijs en schieten de zwartkijkers weer in hun winterdepressie. De tijd zal het leren.

Advertentie