Het begon allemaal met linoleum. Via het Zweedse voetbal klom Lennart Johansson uiteindelijk op tot het UEFA-voorzitterschap en hield hij de moderne Champions League boven het doopvont. Geen mens die weet hoe het voetbal er vandaag had uitgezien als niet Sepp Blatter maar hij in 1998 de FIFA-voorzittersverkiezing had gewonnen. Lennart Johansson, UEFA-voorzitter van 1990 tot 2007, is vannacht op 89-jarige leeftijd overleden na een korte ziekte.

De jonge Johansson besefte al vroeg dat er geen grote voetbalcarrière voor hem in het verschiet lag – als speler weliswaar. Op vijftienjarige leeftijd ging hij dan maar aan de slag als klerk bij de Zweedse linoleumproducent Forbo Forshaga. Johansson werkte zich mettertijd op en schopte het tot salesmanager, later werd hij zelfs directeur van het bedrijf.

Ook in het voetbal werkte Johansson zich geleidelijk aan op. Om de broer van een meisje die hij het hof maakte – dat meisje werd later zijn vrouw – te helpen, werd hij op een dag voorzitter van de bandyafdeling (een Scandinavische voorloper van ijshockey) van omnisportclub AIK Solna. In 1967 vroeg de club hem om voorzitter te worden van de voetbaltak van de club, de achtvoudige landskampioen (en tevens huidige landskampioen) AIK Fotboll. Van daaruit zette hij de stap naar het voorzitterschap van de Allsvenskan, de Zweedse hoogste divisie. In 1984 werd hij voorzitter van de Zweedse voetbalbond. Onder zijn bewind (1984-1990) speelde Zweden slechts één groot toernooi: het WK 1990, waar het in een groep met Brazilië, Costa Rica en Schotland nul punten haalde. De halve finale op het EK 1992 en het WK 1994 dragen echter ongetwijfeld ook deels de stempel van zijn beleid.

EK en Champions League
Johansson bleek een vat vol goede ideeën en initiatieven. In 1988 lanceerde hij, toen nog als Zweeds bondsvoorzitter, het idee om voor het eerst een EK te organiseren in meer dan één land, zodat niet altijd dezelfde grote landen als gastland zouden dienen. Hij schopte het in 1990 uiteindelijk tot UEFA-voorzitter. Daar kreeg hij door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en Joegoslavië begin jaren 90 meteen te maken met een eerste probleem: schaalvergroting. Door het verhoogd aantal landen (de UEFA ging tijdens zijn regeerperiode van 34 naar 53 leden) verdubbelde het aantal EK-deelnemers in 1996 van acht naar zestien, waardoor het toernooi in aanzien en belangrijkheid deed toenemen. “Met zoveel meer religies en mentaliteiten aan boord is het een veel moeilijker schip geworden om te besturen”, erkende Johansson later het probleem van de ledenexpansie.

Niet alleen het EK onderging onder Johansson een drastische verandering. De Europacup I verdween en maakte in 1992 plaats voor de Champions League. In een interview met FourFourTwo ter gelegenheid van zijn afscheid in 2007 noemde de Zweed deze verandering de grootste verwezenlijking tijdens zijn bewind. “Niet in het minst omdat het idee oorspronkelijk van mezelf en mijn secretaris-generaal kwam. Het was óns idee. We zijn in het begin op veel tegenstand gestuit, zelfs van andere mensen binnen de UEFA. Die konden het format van de oude Europacup I niet achter zich laten.” Op de huidige draagwijdte was de Zweed niet weinig trots. “Het begon allemaal toen de Duitse zender RTL graten zag in ons project en een eerste bod deed op de televisierechten. Tegenwoordig wordt de Champions League uitgezonden in meer dan 200 landen en is de finale hét hoogtepunt van het voetbalseizoen. Bijna iedere speler die ooit een Champions League-finale speelde noemt dat achteraf het hoogtepunt van zijn carrière”. In een eerder interview met de Aachener Zeitung verklaarde Johansson echter spijt te hebben dat hij ook niet-kampioenen had toegelaten in de Champions League.

Geld en Bosman
De grootste verandering tijdens zijn voorzitterschap noemde hij dan weer de hoeveelheid geld dat in het voetbal circuleert. Het volstond daarbij een simpel rekensommetje te maken: bij zijn aantreding in 1990 had de UEFA zeven mensen in dienst en had het een jaaromzet van 15 miljoen Zwitserse frank, bij zijn afscheid in 2007 werkte er 200 man en bedroeg de omzet 2 miljard Zwitserse frank. De belangrijkste reden voor deze explosie noemde hij de toegenomen rol van de televisie in het voetbal. “Soms denk ik dat de dingen misschien te ver zijn gegaan. Tegenwoordig kun je bijna elke dag voetbal kijken. Ik hoop dat dit geen bubbel is die op een dag zal barsten”, sprak hij enkele weken na zijn aftreding als UEFA-voorzitter zijn ongerustheid uit tegen FourFourTwo. “Bovendien brengt die geldexpansie negatieve dingen met zich mee zoals steekpenningen, illegale weddenschapen en matchfixing. Het leidt ertoe dat clubeigenaars hun clubs niet meer zien als sportinstellingen, maar als bedrijven”.

Het dieptepunt uit zijn carrière noemt hij dan weer het Bosman-arrest, dat er in 1995 voor zorgde dat voetballers na afloop van hun contract transfervrij kunnen overstappen naar een andere club. “We hebben het gewicht dat dit arrest in de geschiedenis zou hebben onderschat. We hadden toe beter met de Europese Commissie moeten praten. Maar we hebben onze les geleerd: de UEFA heeft nu twee permanent in Brussel gevestigde mensen die dagelijks in contact staan met de Europese instellingen”. Johansson en zijn mannen beseften destijds al gauw dat ze zich maar beter konden neerleggen bij het vrije verkeer van arbeid.

Vijf minuten vs. een half uur
Toen duidelijk werd dat FIFA-voorzitter João Havelange in 1998 zou stoppen als FIFA-voorzitter, leek alles erop dat Johansson hem zou opvolgen. De Zweed trapte echter meermaals op de tenen van de uittredende voorzitter, die 24 jaar de plak zwaaide bij de Wereldvoetbalbond. “Als een dictator”, voegde Johansson er destijds steeds aan toe in de pers. Havelange pikte de zwartmakerij niet langer en schoof zijn secretaris-generaal, Sepp Blatter, naar voor als kandidaat-opvolger. Opmerkelijk: toen Blatter in 1994 verklaarde te willen opkomen tijdens de voorzittersverkiezingen, had Havelange eens stevig aan de ketting van zijn toenmalige loopjongen getrokken.

De voorzittersverkiezing van 1998 draaide dus uit op een tweestrijd tussen Johansson en Blatter. De kandidaten toonden zich in alles tegenpolen van elkaar: Blatter maakte als welbespraakte FIFA-secretaris-generaal met een stevige dossierkennis gretig gebruik van de ‘ons-kent-ons-truc’,  terwijl de meer menselijke Johansson leek te teren op zijn verdiensten als UEFA-voorzitter. Het verschil tussen beide heren werd ooit als volgt omschreven: wanneer Johansson de zaal binnenkomt voor een vergadering, schudt hij de aanwezigen de hand en zit hij na vijf minuten op zijn plaats. Blatter doet, door alle schouderklopjes en kwinkslagen die hij uitdeelt, over dezelfde afstand een halfuur.

Beide zagen hun kandidatuur gesteund door een voetballegende: Blatter kreeg de steun van Michel Platini, terwijl Johansson kon rekenen op die van Pelé, die in de clinch lag met zijn landgenoot Havelange. Na een zenuwslopend machtsspel haalde Blatter het met 111 stemmen tegen 80, mede doordat Europa niet als één blok achter Johansson stond – Engeland stemde bijvoorbeeld voor Blatter omdat die hun kandidatuur voor de organisatie van het WK 2006 steunde. Johansson en Blatter zouden later uitgroeien tot erfvijanden: zo klaagde Johansson de Zwitser later aan voor fraude, mismanagement en ambtsmisbruik. Een jaar na de verkiezingen kantte Johansson zich ook stevig tegen het voorstel van Blatter om het WK om de twee jaar te organiseren in plaats van om de vier jaar.

Johansson kreeg in 2001 te kampen met prostaatkanker. Geen haar op zijn hoofd dacht er echter aan om af te treden, want de enige valabele opvolger was Blatter-beschermeling Michel Platini. De Zweed zou uiteindelijk tóch opgevolgd worden door de Fransman: in januari 2007 haalde de drievoudige Gouden Bal het van de inmiddels 77-jarige Johansson. Het was eerder zijn leeftijd dan een slecht beleid dat ertoe noopte om tegen hem te stemmen. Johansson, die met zijn ambtstermijn van net geen 17 jaar de langstzittende UEFA-voorzitter ooit is, werd in 2007 opgenomen in de Zweedse Hall of Fame van het voetbal.

Advertentie