Historisch. Anders kan ik de overwinning van Club tegen Anderlecht niet omschrijven. Niet omwille van het geleverde spel, nog minder omwille van het resultaat. Vergeet de 5-0 van twee jaar geleden, deze wedstrijd legde de machtsverhoudingen tussen de eeuwige rivalen pijnlijker bloot dan ooit. Dit Anderlecht is ziek, doodziek. Deze ploeg is er zo slecht aan toe dat ik er als Brugge-supporter oprecht medelijden mee krijg. Medelijden, met de ploeg die ik zo verfoei. Nooit gedacht dat ik deze woorden over mijn lippen zou krijgen.
Terwijl de hemelsluizen opengingen boven Jan Breydel, stormde het meteen ook op het veld. Een drietal kansen binnen de twee minuten. Een snedige en felle start die meteen het startsein gaf voor wat komen zou. De eerste golven die het begin van een tsunami moesten inleiden. Mensen keken elkaar aan met fonkelingen in de ogen. “We eten ze op”, hoorde ik iemand zeggen. Al snel sloeg het stadion met verstomming toen Mignolet een inschattingsfout maakte. 0-1. Fuck. “Typisch”, hoorde ik mijn vader mompelen, en dat was het misschien ook wel. De club die ons al jaren dwars zit, de club die ons meer dan 20 jaar lang geen uitoverwinning gunde. Typisch zou het zijn moest net deze club, na hun dramatische competitiestart, hier komen winnen. Veel tijd om binnensmonds te zitten foeteren was er niet, want nog geen minuut later hing Diatta de bordjes al weer gelijk. “Typisch”, moeten de RSCA-fans gedacht hebben. Vervolgens regende het kansen, toch toonde Anderlecht zich nog enigszins ‘veerkrachtig’ de eerste helft. Het was pas in de tweede helft, onder impuls van generatoren Vanaken en Vormer, dat de Brusselse sluizen definitief braken. De vinnigheid en frivoliteit van het trio Tau-Dennis-Diatta zorgde voor kortsluiting in het paars-witte mechanisme. Zelfs al voor de 2-1. De enige die niet mee kopje onder ging was Hendrik Van Crombrugge. Hij hield lang zijn hoofd boven water, maar na herhaaldelijk duwen van de Brugse pestkoppen, moest ook hij toegeven. Een slaak van verlichting raasde door de tribunes. De 2-1 geeft een stevig verbloemend beeld voor de ploeg van Vincent Kompany, of van Simon Davies, who knows.
“Ik heb in geen twintig jaar Brugge zo weten domineren tegen Anderlecht”
Phillipe Clement
“Ik heb in geen twintig jaar Brugge zo weten domineren tegen Anderlecht”, waren de woorden van Phillipe Clement achteraf. En dat gevoel heerste ook op de tribunes. Natuurlijk kraaide iedereen van de pret toen Club de ene na de ander kans aan elkaar reeg. Nu ja, kraaien van de pret, we wilden onze spitsen ook de nek omwringen toen zij kans na kans lieten liggen. Als een baby die telkens opnieuw zijn beker omstoot, om toch maar die verontwaardigde reactie van zijn ouders te zien. “Hoe moeilijk kan het nu zijn”, hoorde ik diezelfde man voor mij roepen.
Ingrediënten van vorige edities: spanning, een licht gevoel van angst, zenuwen en vooral een evenwaardige tegenstander. Het enige aanwezige ingrediënt waren de zenuwen. Geen zenuwen voor de kwaliteit van Anderlecht, maar meer iets als “we gaan hier toch niet gelijkspelen na zo een wedstrijd.” En zoals het elk goed recept beaamt, met slechts een ingrediënt krijg je maar een belabberd baksel. Zo ook met deze klassieker. Dit voelde niet aan als een wedstrijd tegen Anderlecht, dit voelde aan als een wedstrijd tegen Eupen. En dat gevoel stootte me het meest tegen de borst. Ik wil tijdens matchen tegen de grote aartsrivaal op het puntje van mijn stoel zitten. Nu was dat ook zo, maar om de verkeerde redenen. Ik wil op het puntje van mijn stoel zitten, omdat ik schrik heb van een uitbraak van Anderlecht. Omdat ze met een flits het verschil zouden kunnen maken. Omdat elke aanval levensgevaarlijk kan zijn. Dan smaakt een overwinning o zo zoet. Nu zat ik ook op het puntje van mijn stoel, omdat die verdomde bal er maar niet in wou. Dit Anderlecht is Anderlecht niet meer, het straalde niets uit. De visie die er in de eerste matchen te zien was, is weg. En waar vallen ze dan op terug? Op jonkies die het verschil moeten maken. Dat jongens als Verschaeren, Amuzu en Sardella blaken van het talent staat buiten kijf. Je kan van hen simpelweg niet verlangen dat ze in het hol van de leeuw hun kwaliteiten even komen etaleren. Eduard Sobol wist dit seizoen amper een man uit te schakelen. In de eerste helft alleen al liet hij Sardella een viertal keren in het stof bijten. Het stond symbool voor heel Anderlecht. Dit is een knauw voor die jongen. Hij vatte, net als heel zijn ploeg, de tweede helft aan met knikkende knieën. Mannen, met hoofdletter M, als Vormer en Vanaken maakten hiervan natuurlijk gretig gebruik. Ze zetten de koorknapen telkens met gemak opzij. Dit was geen topper, dit was een wedstrijd tussen de A-kern en de beloften op training. En dat is jammer, want elke voetbalfan wil zoveel mogelijk titelkandidaten zien strijden voor die hoofdprijs.
“Met meer agressie zijn we beter dan Club.” De woorden van Alexis Saelemaekers waar ik in geen 100 jaar bij kan. Je speelde net een barslechte wedstrijd en zou het veld met het schaamrood op de wangen moeten verlaten. Ook positivisme kent een bovengrens. Je kan het glas niet halfvol zien als er helemaal geen water inzit. Het wordt tijd dat er wat zelfreflectie aan te pas komt in plaats van te prediken dat de titel nog binnen handbereik is. En ik hoop, ook als Club-supporter, dat die zelfreflectie er komt. Dezelfde reflectie die club een aantal jaar geleden maakte toen wij met 6-1 verloren op Anderlecht, want ook wij zaten ooit zo diep. Ik heb bakken vol respect voor de persoon Vincent Kompany en wat hij wil bereiken met deze club. Rome is niet op één dag gebouwd. Het Ajax van nu werd een aantal jaar geleden ook niet op 8 speeldagen gebouwd. Ik hoop zelfs dat ze play-off 1 halen. Niet omdat ik ze het gun, maar omdat ik terug een spannende topper wil.