Toen hij op 31 januari 2014 zijn handtekening zette bij Sporting Charleroi, had Cédric Fauré er al een prachtige carrière opzitten. In de Ligue 1 scoorde hij 13 goals in 64 competitiewedstrijden, in de Ligue 2 scoorde hij zelfs meer honderd keer. Hij werd tweemaal topschutter in de Ligue 2 (met Toulouse in 2002/03 en met Stade de Reims in 2011/12) en was in het seizoen 2009/10 ook de doelpuntenkoning in de Championnat National. In de tweede helft van zijn dertiger jaren schreef hij in ons land nog een paar mooie hoofdstukken bij in zijn rijkgevulde carrière: eerst bij Sporting Charleroi, nadien bij Union en Antwerp. Tegenwoordig probeert de 43-jarige Fransman een trainerscarrière uit te bouwen. Iets wat hem aardig lukt, getuige de goede resultaten van Union Namur.

Het gaat hard voor stamnummer 156. Vorig seizoen werd de club kampioen in de Derde afdeling, nu draait de club opnieuw mee in de bovenste regionen van het klassement.

“Ik heb in oktober overgenomen bij Union Namur toen de club twaalfde stond, en nu staan we tweede. We mogen dus wel stellen dat het voorlopig vlotjes draait, dat stemt me tevreden. De spelers pikken mijn ideeën goed op, en ik heb het geluk omringd te zijn door een goede assistent, namelijk Pierre Salme. Hij brengt me ontzettend veel bij”.

Dat zal wel handig geweest zijn, want hoewel u jarenlang in België speelde, kan ik me inbeelden dat u van veel van uw huidige tegenstanders nog nooit gehoord had.

“Dat klopt. Van werken in de lagere divisies kende ik wél al veel, want vooraleer ik profvoetballer werd heb ik in Frankrijk jarenlang in de lagere divisies gespeeld – ik heb nooit in een opleidingscentrum gezeten. Ik kende aanvankelijk misschien niet veel over de lagere divisies in België, maar hoe het er in het amateurvoetbal aan toegaat: dat was geen geheim meer voor mij”.

Het vierde niveau van België, daar trekt u helemaal uw neus niet voor op.

“Absoluut niet. Het doet me aan de begindagen van mijn spelerscarrière denken. Het is fijn om in deze gemoedelijke sfeer te kunnen werken en geregeld naar pittoreske stadionnetjes te kunnen afreizen. Maar je kunt hier bovenal ontzettend veel leren. Kijk maar naar Felice Mazzù, die is ook onderaan de ladder begonnen. Het feit dat je in een lagere divisie begint, wil niet zeggen dat je niet kunt opklimmen. Ik zal zelfs meer zeggen: het is een goede leerschool voor een beginnende coach. Als je later doorgroeit naar het hoogste niveau en je krijgt daar te maken met een bepaald probleem, dan heb je dat waarschijnlijk al eens beleefd op een lager niveau”.

Het Belgisch voetbal kent dus minder en minder geheimen voor u. België kende u blijkbaar ook al vóór uw komst naar Sporting Charleroi in januari 2014, want uw schoonfamilie woonde toen al in Brussel.

“Inderdaad, ik kende België op dat moment al een beetje. De Belgische competitie heb ik evenwel pas ontdekt toen ik hier ben beginnen spelen. Daar ben ik nog steeds ontzettend blij om. Mijn integratie bij Charleroi werd trouwens vergemakkelijkt door het feit dat mijn ex-ploegmaats Kamel Ghilas en Clément Tainmont in de winter van 2014 ook op Mambourg neerstreken. Damien Marcq had ik dan weer al een paar keer ontmoet in de Franse competitie”.

Dat u zich bij Charleroi meteen als een vis in het water voelde, was duidelijk. In de tweede helft van het seizoen 2013/14 scoorde u acht keer in twaalf wedstrijden, in het seizoen daarop scoorde u zes keer in de competitie en drie keer in de Beker van België. Toch kreeg u er geen nieuw contract, waarna tweedeklasser Union Sint-Gillis u oppikte.

“Union was toen net teruggekeerd naar Tweede klasse. Niet eens als kampioen van Derde klasse trouwens, maar toch mochten ze promoveren (Cappellen FC en Sprimont Comblain Sport, de nummers 1 en 2 van Derde klasse B, vroegen geen licentie aan voor Tweede klasse, red.). Maar je voelde toen al wel dat de club graag wilde aanknopen met zijn illustere verleden. Mijn eerste maanden daar zijn prima verlopen, maar toen zijn er wat misverstanden ontstaan met het bestuur en ben ik naar Antwerp vertrokken”.

Juist, met 11 goals in 18 competitiewedstrijden nam u een prima start. Vertel nog eens iets over die misverstanden?

“Ik had niet voldoende garanties op een promotie naar Eerste klasse. We draaiden op dat moment mee bovenin het klassement, maar toen ik aan de toenmalige directie vroeg of we voor de titel konden spelen, kreeg ik als antwoord dat de club bovenal geld nodig had. En dat ze niet per se tegen een vertrek van mij waren. Op dat moment wist ik het: ik kies voor Antwerp”.

Antwerp, dat op dat moment aan de leiding stond in Tweede klasse. Maar we kennen het einde: jullie konden op de voorlaatste speeldag al kampioen worden in het Dudenpark, maar verloren de titel uiteindelijk aan White Star Brussel na een 0-0-gelijkspel tegen Eupen op de slotspeeldag.

“Ach, Antwerp… ik zou er eerste aanvaller worden, maar na mij hebben ze nog Mathieu Cornet en Jens Naessens aangetrokken. In het begin speelde ik nog, maar daarna belandde ik op de bank. Het was een moeilijke en bizarre situatie. Het blijft uiteindelijk wel jammer dat we dat seizoen naast de promotie hebben gegrepen, want alles was daar toen al voor aanwezig”.

Ze promoveerden een jaar later. Zonder u, want Union sloot u een halfjaar na uw vertrek uit het Dudenpark weer in de armen. In 2021 was het aan hen om te promoveren. Tegenwoordig draaien ze mee aan de top van de Jupiler Pro League en strijden ze zelfs onderling om een plaats in de bekerfinale. Wat doet dat met u?

“Dat stemt me natuurlijk tevreden. Dat Antwerp er weer zou geraken, daar stak ik mijn hand voor in het vuur. Union is er gelukkig ook geraakt, met dank aan de buitenlandse overname. Wat Union en Antwerp verbindt, is het feit dat ze allebei op fantastische supporters kunnen rekenen. De twee clubs hebben elk op hun eigen moment fantastische successen gekend, en van grote clubs weet je dat ze altijd op een bepaald moment weer naar de voorgrond treden. Wat nu ook het geval is”.

Grote spelers ook, precies. U was immers al gestopt met voetballen toen FC Santa Coloma, een club uit Andorra, u aan de vooravond van uw 40e verjaardag contacteerde.

“Een speciaal verhaal. Ik heb heel wat beleefd in mijn carrière, maar van Europees voetbal had ik nooit kunnen proeven. Toen de club me vroeg of ik met hen wilde deelnemen aan de Champions League-voorrondes, dacht ik: ‘waarom ook niet’. Ik zag het als een mooie challenge. Een mooie afsluiter ooit, want in mijn zestien jaar durende profcarrière was het me nooit gelukt om Europees te voetballen, en ineens stond het toch op mijn palmares. Hoe weinig het in wezen ook betekend heeft (Santa Coloma verloor voorrondewedstrijd tegen het Kosovaarse FC Drita na verlengingen, red.)”.

Daarmee was het nóg niet afgelopen met uw spelerscarrière, want in december 2019 werd u aangekondigd bij eersteprovincialer Waterloo.

“Waterloo, dat is nóg een ander verhaal. Ik werd gecontacteerd door Jürgen Baatzsch, de voormalige voorzitter van Union Sint-Gillis die inmiddels bij de Waals-Brabantse club zat. Hij vroeg me om de club te helpen en opnieuw dacht ik: ‘waarom ook niet’. Ik woonde immers niet ver van Waterloo. Ik besloot om het verleden het verleden te laten, want de gemeente verdiende het om een club te hebben op een hoger niveau dan waarin het toen vertoefde”.

Er is natuurlijk, op meerdere vlakken, potentieel in Waterloo. Al is het maar omdat het overal ter wereld in de geschiedenisboeken staat dankzij Napoleon Bonaparte.

“Ik ga niet zeggen dat ze per se een plaatsje moeten hebben in het profvoetbal, maar toch zeker wel in de hoogste amateurreeksen. Ik denk aan de Tweede of Derde divisie, waarom op termijn niet Eerste nationale. Maar dan moeten daar de juiste ambities tegenover staan”.

Qua publiek is er natuurlijk nog een markt in Waals-Brabant, zeker na het recente faillissement van Tubeke.

“Ik weet dat Henri Pensis van RCS Brainois zijn uiterste best doet om Eigenbrakel op de voetbalkaart te zetten, maar voor de rest moet je inderdaad al uitkijken naar Brussel, Tubeke en Waalse grootsteden als Namen en Charleroi. Waterloo heeft een potentiële perimeter van 20 kilometer om uit te putten”.

Namen, we zijn er gekomen. De eerste Belgische club onder uw leiding. Maar uw trainerscarrière, die is in Frankrijk begonnen. Meer bepaald bij AS Tournefeuille. Neem ons even mee naar het begin.

“Voor het begin moeten we terug naar 2018, toen ik als assistent-trainer ben begonnen bij US Luzenac, waar ik in het begin van mijn spelerscarrière even ben geweest. Het heeft slechts drie maanden geduurd, want tussen mij en de hoofdtrainer is het niet goed afgelopen. Met de spelers was ik daarentegen wél close. Ik heb op die manier een kant van mezelf ontdekt die ik nog niet kende, en daarop heb ik besloten om voor mijn trainersdiploma te gaan”.

“Ik woonde nog in België toen ik een club nodig had voor mijn diplomatraject. Dat is dan Tournefeuille geworden, een club in de buurt van Toulouse, waar ik vandaan kom. Een hele opoffering, want mijn vrouw en kinderen zijn in België achtergebleven terwijl ik aan mijn trainersavontuur in Frankrijk begon. Maar ik had een duidelijk doel voor ogen: mijn diploma behalen om op een dag in België te kunnen coachen”.

Dat is inderdaad een opoffering. Tournefeuille speelde op dat moment in de Régional 1, het zesde niveau in Frankrijk.

“En in mijn eerste jaar kreeg ik dan ook nog eens te kampen met het welbekende beestje Covid. In het seizoen daarop werden we zevende. Dat was op zich een goede prestatie, want we waren behoorlijk wat spelers kwijtgespeeld, waardoor ik het team moest heropbouwen. In februari 2022 ben ik daarentegen zélf vertrokken: FC Mulhouse is me komen wegplukken bij Tournefeuille”.

De ex-club van Kees Kist, Dominique Lemoine, Abédi Pelé, Didier Six, Edi Krnčević, Jean-Marc Guillou en latere topcoaches als Raymond Domenech en Arsène Wenger. Wat een promotie!

“Qua niveau slechts één reeks, want de club speelde in het seizoen 2021/22 in de Championnat National 3. Opeens beschikte ik over contractspelers en kon ik dagelijks trainen. Ik nam een goede start in Mulhouse: toen ik in februari neerstreek stond de club twaalfde, op twee speeldagen van het einde stonden we plots derde. Uiteindelijk zijn we nog wat weggezakt in het klassement, want in de laatste twee competitiewedstrijden zijn heel wat spelers van onze A-ploeg de B-ploeg gaan versterken – wij hadden toch niets meer te winnen of te verliezen. Jammer genoeg is de club kort daarna failliet gegaan”.

Och, dan bent u de laatste trainer in de clubgeschiedenis?

“Neen, dat niet. De club is overgenomen en bestaat nog, maar is wel teruggezet naar de Régional 1”.

Gelukkig maar. Hoe dan ook, het faillissement bood u wel de kans om over te stappen naar Union Namur.

“Het is een vriend van mij, Denis Fournier, die me op de hoogte bracht van het feit dat de club een nieuwe trainer zocht. Mijn manager informeerde bij de voorzitter, maar kreeg geen antwoord, waarop ik de koe bij de horens vatte en de voorzitter zelf opbelde. Binnen de paar minuten hadden we een akkoord. Hij struikelde eerst wel nog over het feit dat Namen een kleine club is en ik een grote naam. ‘U heeft in Eerste en Tweede klasse gespeeld’. Waarop ik antwoordde dat ik nog maar een kleine naam had als trainer, en dat ik zoals iedereen mijn sporen moest verdienen. Ik zag het helemaal zitten om Namen te komen helpen. Vandaag de dag denk ik dat de voorzitter nog geen seconde spijt heeft gehad van mijn aanstelling, want we zijn nog altijd in de running voor promotie naar Eerste nationale”.

We hadden het daarnet over het potentieel van Waterloo. Wat dan gezegd van een provinciehoofdstad als Namen?

“Onze grootste taak van het moment is het negatieve imago van de voorbije jaren weg te gommen. Daar zijn we nu volop mee bezig. Met dank aan onze voorzitter, die al met heel wat goede ideeën is afgekomen. Union Namur is nu een club met zuivere rekeningen. De stad heeft stilaan door dat er hier een mooi project op poten staat, en biedt ons bijgevolg meer en meer hulp opdat wij optimaal kunnen werken aan de terugkeer van Union Namur naar de voetbalelite”.

Uw passie werkt aanstekelijk. Ik duim mee voor de comeback voor de club. En voor een succesvolle trainerscarrière voor u.

“Bedankt. Wist je trouwens dat ik geregeld de vraag krijg waarom ik geen gebruik maak van de contacten die ik tijdens mijn profcarrière heb opgedaan? ‘Zij kunnen je misschien helpen’, zegt men mij dan. Maar ik wil met mijn eigen vleugels kunnen vliegen. On n’est jamais mieux servi que par soi-même. Als ik dan op een dag op het hoogste niveau sta, kan ik tenminste zeggen dat ik het volledig aan mezelf te danken heb”.

Een mooie ingesteldheid.

Advertentie