Als ik uit de trein stap in Gent, dan is dat altijd per ongeluk. Op het stationsplein liggen achtergelaten fietsen en gedrogeerde studenten uitgestrooid. De Europese walm van de stad waait uit de zijstraten. De AA Gent-supporters kunnen niet wachten op hun Europese kwartfinale tegen West Ham. Zelfs de Ghelamco-bokaal zal tot de nok gevuld zijn en een soort van lawaai produceren, allemaal Gentse gekken met hun bourgeoisaccent.
De meest gestoorde exemplaren warmen alvast op in het trainingscomplex in het achtergestelde Oostakker. De club ontvangt honderden fans met blauwwite sjaals en vlaggetjes voor een open training. De perfecte activiteit voor in de paasvakantie, denken ouders met een verdraaid opvoedingsideaal. Ze brengen hun kinderen mee en geven hen een zakje paprikachips om hun verveling te temperen. De kinderen kijken naar de beste aanvallers uit de eerste klasse met dezelfde desinteresse als voor hun snack. Ik heb wel oprechte bewondering voor de scorende fenomenen: Tarik Tissoudali, Hugo Cuypers en uiteraard Gift Orban. Het is pathetisch om te zeggen dat zij iets magisch hebben, maar dat is wel de werkelijkheid. Zij vormen de persona van de voetbalfilosofie van Hein Vanhaezebrouck: lopen, lopen, lopen, de bal in het net trappen, lopen, lopen, lopen. Dat voetbal zo eenvoudig mooi is, begrijpen de mensen niet op de schamele tribune langs het trainingsveld. Het kan hen ook niets schelen. Ze vinden Tissoudali zo’n leuke jongen en drummen voor een selfie met hem.
In feite is die hype rond de aankomende topmatch en het huidige succes niet wat het échte Europese gevoel in Gent voorstelt. In het stadscentrum struikel ik over andere objecten: schaars geklede tienermeisjes met selfiesticks, goedkope chocolade uit souvenirwinkeltjes en Spaanse toeristen die gapen naar het belfort. Ik loop door een Disneyland van middeleeuwse torens en façaden, een groot decor voor Instagram feeds. Massatoerisme, het grootste Europese exportproduct. De Gentenaars van bij de training, die zogezegd trots zijn op het rijke verleden van hun stad, zie ik nergens. De ordinaire vervlakking van dat verleden kan hen niets schelen. Ze kwijlen naar hun selfie met Tissoudali, een prachtig moment voor eeuwig vastgelegd. Ik ben hier per ongeluk, denk ik bij mezelf, het zijn hier allemaal dwaze mensen.

Advertentie