Het is weer lente. In de meeste voetbalcompetities is de spanning voelbaar. Bovenin, waar de beste teams strijden om een kampioenschap of om promotie. En onderin, waar de mindere goden vechten tegen degradatie. Dat is ook de essentie van het voetballen op verschillende niveaus: de beteren gaan over naar een hogere klasse en de minderen verdwijnen een divisie lager. Bijna overal is dit een vanzelfsprekendheid. Niet in Nederland. Daar probeert de KNVB al ruim acht jaar te komen tot een fatsoenlijke doorstroming van de amateurs naar de professionele reeksen. Tevergeefs. Met de Jupiler League als kind van de rekening.
Jarenlang was het Nederlandse profvoetbal, misschien wel als enige in Europa, een gesloten systeem. De Eredivisie als hoogste platform en de Eerste divisie een trap lager. Je kon degraderen vanuit de Eredivisie naar de Eerste divisie (tegenwoordig Jupiler League) en omgekeerd kon je ook gewoon promoveren. Maar daar hield het dan verder wel mee op.
Degradatie uit de eerste divisie was niet mogelijk. Ook kon je vanuit het amateurvoetbal niet promoveren naar de profs, althans niet om sportieve redenen. Zo nu en dan werden er wel clubs uit het amateurvoetbal in de Eerste divisie toegelaten, maar dat was vaak op regionale (zoals bijvoorbeeld VCV Zeeland en Emmen) of historische gronden (zoals bijvoorbeeld AGOVV Apeldoorn). Die clubs dienden dan meer als aanvulling om het bestaande deelnemersveld uit te breiden of ter voorkoming van uitdunning van het deelnemersveld, wanneer er weer eens een eerstedivisieclub failliet ging.

De Eerste divisie verwerd zo tot een competitie waarin de mindere goden pakweg vanaf de winterstop mee hobbelden om des keizers baard. Met alle gevolgen van dien. Minder spanning, minder toeschouwers, minder geld. Zelfs het concept met de periodetitels – waarbij je bijkans meer moeite moet doen de nacompetitie níet te halen dan wel- kon het gebrek aan spanning in de onderste regionen niet wegnemen.
Topklasse
Ergens in 2010 werd daarom de Topklasse bedacht. Een nieuwe divisie die de doorstroming tussen profs en amateurs mogelijk moest maken. De Topklasse bestond uit één zaterdagafdeling en één zondagafdeling. De kampioen van zaterdag speelde aan het eind van de rit tegen de kampioen van zondag en de winnaar mocht naar de Eerste divisie. Mócht inderdaad. Want Nederland zou Nederland niet zijn, als er geen sprake zou zijn van een of ander poldermodel. In plaats van een verplichte promotie, werd het promotierecht ingevoerd. Als je kampioen werd, mocht je dus kiezen of je wel of niet wilde promoveren.
In de praktijk leverde dit welgeteld één club op die ooit uit de Topklasse promoveerde: FC Oss. Dat was ook nog eens geen amateurclub. De Ossenaren hadden het jaar ervoor immers ook al de twijfelachtige eer de eerste profclub te zijn die uit de Eerste divisie gedegradeerd was. Toen ze promoveerden, waren ze trouwens niet eens de echte kampioen. In de finale om het algeheel amateurkampioenschap werd Oss twee keer verslagen door de amateurs van IJsselmeervogels. De club uit Spakenburg zag het echter niet zitten om te promoveren en dus deden de Brabanders dat maar.
Achilles ’29 maakte later als eerste “echte” amateurclub de overstap naar de Eerste divisie. Nadat SC Veendam en AGOVV Apeldoorn waren omgekiept, en daardoor het deelnemersveld van de Eerste divisie wel erg was uitgedund, bedacht de KNVB een pilot. Hierin werden de amateurs van Achilles, net als drie beloftenteams toegelaten tot de competitie. Men kon of mocht twee jaar lang niet promoveren of degraderen.

Tweede divisie
De Topklasse schoot haar doel voorbij, want in de loop der jaren zag geen enkele amateurkampioen heil in promotie naar de profreeksen. Vooral vanwege de strenge licentie-eisen van de KNVB. In 2016 bedacht men het ingenieuze plan de Tweede divisie nieuw leven in te blazen. Deze divisie bestond ook al in de jaren tussen 1956 en 1971, toen als laagste prof-divisie. In de moderne variant werd het een semi-professionele divisie, een brug tussen de amateurs en de profs dus. Met een verplicht minimum aantal contractspelers, om de overgang soepeler te maken. Maar bovenal mét een verplichte promotie/degradatieregeling. De Topklasse werd tegelijkertijd omgedoopt tot Derde divisie.
Vorig seizoen ging de Tweede divisie van start. Jong AZ werd met overmacht kampioen en greep het ticket voor promotie naar de Eerste divisie. Geen amateur die zich dus druk hoefde te maken over promotie dat jaar. Daarvoor was de Alkmaarse suprematie te groot. Achilles’29 bewandelde als hekkensluiter van de Eerste divisie de omgekeerde route.
Aan het begin van het huidige seizoen laaide de promotie-discussie echter weer op. De amateurs begonnen zich weer hevig te verzetten, met het resultaat dat de promotieplicht voor de zoveelste keer tot nader order werd afgeschaft!
Hierdoor werd een fatsoenlijke doorstroming naar de Eerste divisie wederom een halt toegeroepen. De enige aanvulling kwam tot nu toe van de beloftenteams, maar die spelen eigenlijk voor spek en bonen mee. Inmiddels spelen er vier beloftenteams in de Eerste divisie. Vier teams van de twintig, dat is twintig procent! Twintig procent van de deelnemers kan niet promoveren. Waarschijnlijk uniek in de wereld.
Promoveren uit de Eerste divisie kan wel. Maar de KNVB zorgt er wel voor dat dat zo moeilijk mogelijk wordt gemaakt. Vroeger degradeerden er gewoon drie teams uit de Eredivisie en promoveerden er drie. Zoals in de meeste Europese competities eigenlijk. Dat is al jaren niet meer zo. Alleen de nummer laatst van de Eredivisie degradeert tegenwoordig nog. De doorstroming tussen Eerste divisie en Eredivisie verloopt hierdoor ook maar mondjesmaat. In supporterskringen ijvert men daarom al jaren voor het invoeren van twee rechtstreekse degradanten uit de eredivisie. Tot op heden is de KNVB onvermurwbaar.

Er is één rechtstreekse promotieplek naar de Eredivisie. Om zeker te zijn van promotie zou je dus kampioen van de Eerste divisie moeten worden. Tenminste, dat zou je denken. Op dit moment echter staat Jong Ajax op nummer één. En die mogen niet promoveren. Als de Amsterdammers over twee weken nog steeds eerste staan, dan promoveert nummer twee Fortuna Sittard naar de Eredivisie….
Promoveer je niet rechtstreeks (en ben je geen beloftenteam), dan ben je aangewezen op de play-offs. Het bereiken van die play-offs is het probleem niet. Eigenlijk is het moeilijker de play-offs niet te halen dan wel. Voor de vijftien beschikbare clubs (20 clubs in de eerste divisie minus de rechtstreekse promovendus minus de vier beloftenteams) zijn er maar liefst acht play-offplekken te verdelen.
Heb je de play-offs bereikt, dan moet je van goede huize komen om te promoveren. De play-offs zijn namelijk zodanig opgezet dat de eredivisie-deelnemers het gunstigste speelschema hebben. Zij stromen sowieso pas in de tweede ronde in en nemen het dan op tegen de winnaar van het duel tussen de twee laagste geklasseerde eerstedivisionisten. Eerst uit, dan thuis. Ook in de play-off-finales heeft de eredivisieploeg steeds het thuisvoordeel. Mocht het in de eerste wedstrijd misgaan, krijgt men dus nog altijd een herkansing voor eigen publiek.
Farce
De Nederlandse voetbalpiramide is dus eigenlijk een farce. Voornamelijk dankzij de KNVB zelf. Met absurde licentie-eisen wordt het de amateurs moeilijk gemaakt. Deze staan dan ook niet te trappelen om te promoveren. Geef ze eens ongelijk: de enige amateurclub die de laatste jaren wél de stap durfde te zetten (Achilles’29) is inmiddels failliet.
Bijna geen instroom en door de promotie-degradatieregels ook bijna geen uitstroom. De Eerste divisie wordt er niet interessanter op. Afgelopen maandagavond zou de KNVB een bondsvergadering houden, waarin een definitief besluit zou worden genomen over de hervormingen in de Nederlandse voetbalpiramide. De KNVB heeft ondertussen het ei kennelijk nog altijd niet gelegd, want de vergadering is (niet voor het eerst) tot nader order uitgesteld. Het is de vraag wanneer de KNVB nu eens knopen doorhakt. Tot nu toe ziet het er naar uit dat er ook volgend seizoen weer niet gepromoveerd gaat worden tussen amateurs en profs.