Na enkele weken van stilte voor mij in het Brusselse landschap, was het tijd om mezelf nog eens naar onze hoofdstad te begeven. Royal Union Saint-Gilloise is al lang geen onbekende meer bij het brede publiek en daarom niet zo onbemind als sommige andere clubs in het Brusselse. Lang heb ik getwijfeld om Union te bezoeken voor deze rubriek, maar de schoonheid van het Joseph Marienstadion kon me toch over de streep trekken. Ik neem jullie mee naar 31 januari: de Zwanzederby.

Na een van mijn vorige artikels werd ik aangeschreven door Mathijs, een oude bekende van mijn vroegere school. “Je moet eens mee komen kijken op de Est!” Meteen was ik wel benieuwd om een keer mee te gaan. De Est, de staantribune tegenover de eretribune op de lange zijde, stond al lang op mijn lijstje. De laatste keer dat ik er was, gaf Union het Westerlo van Bob Peeters nog een pak voor de broek in tweede klasse. Niet te vergelijken met hoe de club er nu voor staat, en met een pak minder toeschouwers dan vandaag. Natuurlijk is er dan één tegenstander die erbovenuit steekt: RWDM. Vlak voor deze affiche kwamen de andere Brusselse buren van Anderlecht op bezoek, maar de Zwanzederby leek me toch net iets ruwer.

Tickets regelen bleek alvast geen walk in the (Duden)park. Na Union te hebben bestookt met mails en telefoons bleef ik radeloos achter. Gelukkig bestaat er vandaag de dag iets als Ticketswap en kon ik zo toch nog een kaartje op de kop tikken. Vol goede moed trok ik naar het station van Berchem om met de trein naar de wedstrijd te gaan. Daar wachtte Mathijs me al op met een biertje in de aanslag. Hoewel ik meedeed met dry januari, ben ik toch overstag gegaan. Ik ben natuurlijk ook maar een mens. Met de trein naar een voetbalwedstrijd reizen geeft altijd een extra dimensie, maar ik doe het eigenlijk te weinig. Mathijs, die ook in Antwerpen woont, is jaren geleden verliefd geworden op Union door een tijd vlakbij het stadion te wonen.

Iemand die de buurt goed kent, is altijd mooi meegenomen. Wanneer je door de straten rondom het stadion loopt, krijg je direct een warm gevoel. Supporters staan rijen dik op straat terwijl de wedstrijd al bijna gaat beginnen. De laatste keer dat ik er was; in 2020, waren er nog mensen die hamburgers bakten vanuit hun living, maar dat mooie tafereel kon ik deze keer jammer genoeg niet waarnemen. Ook het clubhuis is een pareltje. De afgewassen gele gangen – waar de verf stilletjes maar zeker van de muur brokkelt – die naar het veld leiden, passen perfect bij dit stadion.

Vol goede hoop trok ik naar de fanshop binnenin het clubhuis om een pin te bemachtigen. Met een handvol kleine munten kreeg ik het droeve nieuws dat ze enkel kaart aanvaarden. Toen ik de man naast mij aansprak met de vraag of hij kon betalen in mijn plaats, kreeg ik een rare blik terug. Hij was een Engelsman en verstond geen Nederlands. Dat is ook typisch Union. Je merkt dat heel veel verschillende talen over de tongen gaan, zoals Engels, Spaans, Duits … Mathijs vertelde me dan ook dat er veel expats naar de club kwamen. Een pin rijker en zeven kilo kleingeld armer trokken we naar de tribune.

Over het stadion, gelegen in het gelijknamige Dudenpark, is al veel gezegd en geschreven. Toch kan ik niet genoeg benadrukken hoe verschrikkelijk mooi het er is. Ik heb altijd een zwak gehad voor bomen achter tribunes en dan sta je hier toch met een tent in je broek. Naast de prachtige hoofdtribune, die trouwens beschermd erfgoed is met z’n geweldige art deco-gevel en glasramen, is een staantribune zoals de Est toch een uniek gegeven, met die vele crash barriers. Het geeft me een heel Duits gevoel. Ik vraag Mathijs naar het gebouw dat rechts boven het stadion staat in het park. Hij vertelde me ooit gehoord te hebben dat het dienst zou hebben gedaan als kleedkamer voor de spelers die vervolgens zouden afdalen naar veld. Het zorgt hoe dan ook voor een magnifiek zicht.

De Zwanzederby zelf had ook wel redelijk wat om het lijf. Het uitvak was volledig uitgedost in het rood en beide supporterskernen schuwden een beetje pyrotechnisch materiaal niet, wat een sensatiezoeker als ik enkel kan toejuichen. Vlak na de rust kwam een spandoek tevoorschijn waarachter natuurlijk duchtig van kleding werd gewisseld, met een grote vuurwerkshow tot gevolg. Ook de grensrechter mocht ervan meegenieten toen z’n shirt lichtjes vuur vatte. Toen de rook optrok, stond Amoura klaar om een strafschop te nemen en de 3-0 tegen de netten te knallen. Niemand had ook maar een idee van wat er gebeurd was. Gezien het strakke treinschema dat we hadden meegekregen van de NMBS, was ik geen grote fan van deze tussenstand. De recente Club Med-tirade van de RWDM-supporters deed me vermoeden dat ze deze wedstrijd ook zouden stilleggen, maar dat gebeurde gelukkig niet. Het werd zelfs nog spannend, en de wedstrijd eindigde op 3-2. Mathijs haalde opgelucht adem.

Zo zat mijn eerste Zwanzederby erop. Een wedstrijd met veel goals, sfeer, een geweldig stadion, fanatieke en vriendelijke supporters. Bij Union komen in het thuisvak is toch een compleet andere beleving dan als uitfan. Blij dat toch nog eens te hebben meegemaakt. De straatjes rond het stadion zuigen je helemaal mee in de beleving van de club. Hopelijk gaat Union niet te snel verhuizen, een van de mooiste plaatsen van Brussel en bij uitbreiding België moet zo lang mogelijk bespeeld blijven. Natuurlijk wil de club groeien en is een ander stadion dan misschien nodig. Toch bloedt het hart van menig groundhopper bij de gedachte er niet nog eens te kunnen langsgaan. Ik passeer er in elk geval zeker nog een keer!